Ik stond in een file, toen er een motorrijder geheel in zwart leer gekleed, naast mij kwam te staan. De motorrijder zat op een opvallende ’roze gekleurde’ oude Harley Davidson. Toen ik de roze motor nog eens goed bekeek, kwam de volgende gedachte bij mij boven. ‘Een roze Harley? Zou hij … zijn?’

Net op dat moment kwam het verkeer weer in beweging en de motorrijder trok net iets eerder op dan ik. Enigszins verbaast keek ik naar de achterkant van zijn helm. Daar stond de volgende tekst op: ’Jazeker, nee dat ben ik niet.’

Dit voorval deed mij denken aan een Amerikaans onderzoek, die de titel meekreeg, ’Is uw auto een jongen of een meisje.’ Automobilisten die hun auto menselijke eigenschappen toekennen door hun auto ’hij’ of ’zij’ te noemen of zelfs hun auto een naam geven, zouden zich eerder schuldig maken aan wegmisbruik. Daarnaast geven ze hun wat egoïstische rijgedrag niet graag toe, ze schuiven de schuld af op hun auto. De vraag blijft natuurlijk altijd, hoe betrouwbaar is zo’n onderzoek.

Persoonlijk heb ik ook wel eens met een ongeduldige automobilist te maken gehad. Toen de motor van de auto afsloeg voor het stoplicht. Hoe vaak ik ook startte en wat ik ook deed, de motor wilde niet meer starten. Tot mijn grote ergernis begon de automobilist die achter mij stond onophoudelijk te claxonneren.

Ik vond dat op dat moment zo irritant dat ik naar hem toeliep en tegen hem zei: ”Het spijt mij, maar mijn auto wil niet meer starten, ik krijg hem niet meer aan de gang. Zou u eens willen kijken waarom hij niet meer wil starten? Dan zal ik wel in uw auto gaan zitten en op uw claxon drukken.” Enigszins overdondert keek hij mij aan en toen ik weer terug liep naar mijn auto stopte hij met claxonneren. Voor de zekerheid probeerde ik nog eens te starten en tot mijn groot genoegen sloeg de motor meteen aan.

Jules Faber