In deze rubriek vertelt Jules Faber over planten, struiken en bomen die in Nederland te vinden zijn. Met name hun benaming, de eetbaarheid en de geneeskundige aspecten komen aan bod.
De klaproos is al eeuwen te vinden bij menselijke nederzettingen en bepaalde vroeger mede de kleur van de akkers. Egale ’groene’ akkers kennen we pas sinds 100 jaar, sinds dat we kunstmest gingen gebruiken en waardoor de klaproos, die tot de papaverfamilie hoort, verdween. Waar de Latijnse naam Papaver voor staat is niet bekend.
De klaproos houdt van omgewoelde of losgemaakte grond. Dat gebeurde tijdens de loopgravenoorlog in de Eerste wereldoorlog. Doordat er door de afgevuurde granaten kraters waren gevormd, kon het zaad van de klaproos gemakkelijk ontkiemen. Met het gevolg dat de slagvelden niet alleen rood kleurden van het bloed, maar ook van de vele duizenden klaprozen. Zo werd de klaproos het symbool voor de eerste wereldoorlog.
De naam klaproos verwijst naar een eeuwen oud Hollands kinderspelletje. Daarbij werden de bloemblaadjes eerst aan de randen nat gemaakt en daarna omgevouwen. Zo ontstond een soort zakje. Sloeg je daar met je hand op, dan klapte het zakje met een knal open.
Je kon de klaproosblaadjes ook drogen en gebruiken om er thee van te zetten, tegen pijnen en slapeloosheid. Het sap uit de bloemblaadjes wordt veel gebruikt als kleurstof in (hoest)siropen en drankjes en men kleurt daar gerechten mee. De zaadjes, beter bekend als maanzaad, worden door de bakkers gebruikt om de witte bollen mee te versieren. Ook die hebben een ’licht’ rustgevende werking.
Jules Faber