De boerderij, een gemeentelijk monument, is omstreeks in 1875 door Frans van Hulten, getrouwd met Betje van de Wiel, herbouwd en vergroot. Sindsdien hebben er steeds familieleden gewoond. De boerderij is van het type Hallenhuis en werd in de loop der tijd vanwege wijzigende functies enkele malen verbouwd. Een drietal houten gebinten uit de oorspronkelijke bouw zijn nog aanwezig. De boerderij is een kortgevelboerderij met de gevel naar de straatzijde gekeerd in een schuine positie. Dit is veroorzaakt door kruising van het verkavelingspatroon met de kronkelende ligging van de hoge zandgronden, waarop de doorgaande weg is aangelegd.

Het pand heeft een met riet gedekt zadeldak met de nok gericht op de straat en wolfseinden. De nok van het dak is gedekt met natuurrode nokvorsten. De vorsten zijn platvol gevoegd. In het midden van de nok is een gemetselde schoorsteen met metalen puntkap. Aan beide zijden is er een dakkapel, waardoor het rieten dakvlak ter plaatse opgelicht is. Onder de kozijnen van de dakkapellen zijn lekdorpels van halve nokvorsten. Aan de rechterzijde is het rieten dak ook opgelicht voor een hooiluik.

De voor- en zijgevels zijn gemetseld met ijsselstenen. Er is een groot verschil tussen de voorgevel en de zijgevels. De voorgevel is uitgevoerd als pronkgevel. De hoge kwaliteit stenen zijn gemetseld in kruisverband en afgewerkt met een knipvoeg uit cement. Nadien is de gevel gepatineerd of behandeld met een bruinachtige vloeistof. Langs de dakrand zijn ter versteviging muurvlechtingen (wigvormige stukken die loodrecht op de schuine kanten van de topgevel staan). Alle muuropeningen voor vensters en deur hebben een anderhalf steen hoge uitwaaierende strek. De zijgevels zijn grijzer van kleur en ook in kruisverband gemetseld met een kalkvoeg. De zijgevels hebben meerdere reparatievlakken door verbouwingen. De oostgevel heeft een kelderraam met dievenijzers. Op zolderhoogte bevindt zich een vijftal staafankers en vlak onder het wolfeind een drietal. De gevel heeft rondom een lage gecementeerde plint.

Op de begane grond hebben de voor- en zijgevels van het woongedeelte 4-ruits schuiframen met hardsteen lekdorpels. De voordeur heeft een geprofileerd kalf en bovenlicht met later aangebrachte gietijzeren levensboom. De statige voordeur bestaat uit twee panelen, waarvan het bovenste een ijzeren sierrasterwerk is en het onderste een bossingpaneel met geornamenteerde hoeken. De verdieping heeft twee 4-ruits zolderramen. Alle kozijnen hebben in de verbindingen zichtbare deuvels. In de linker zijgevel is aan de straatzijde een smaller venster (116 t.o.v. 139 cm), een zogenaamd zicht- of kijkraam. Doordat de voorgevel schuin staat ten opzichte van de straat, in een zogenaamde zaagtandrooilijn, geeft dit raam de mogelijkheid om de straat in te kijken.

Bart Beaard