”Je moet nodig naar de kapper”, zei mijn vrouw terwijl ze met haar handen door mijn haar ging. Mijn vrouw ziet mij het meest en als ik ’s morgens voor de spiegel sta, wanneer ik geen zicht heb op de achterkant, mijn nekharen en de kalende plek. Hopelijk is mijn kapper niet op vakantie, omdat ik dan bij een gemengde ’Dames- en Herenkapsalon’, mijn haar moet laten knippen. Als ik daar nog aan denk, zie ik mij daar nog wat ongemakkelijk zitten op de stoel, tussen de wachtende vrouwen. Om de tijd te doden zat ik in een vrouwenblad te lezen met op de voorpagina, met grote letters gedrukt, wie er in verwachting zijn en wie er weer gaan scheiden. Hoe anders is het bij mijn kapper, die tegenwoordig ’Barbershop’ heet, met als reclame slogan: ’Waar de mannen, mannen kunnen zijn’. Daar is het niet erg om op je knipbeurt te moet wachten, want daar liggen genoeg adrenaline en testosteron verhogende mannenbladeren om te lezen. Meer dan genoeg gespreksonderwerpen tijdens het knippen.

Wat ik mij afvroeg tijdens het knippen; krijgen de leerling kappers op school ook les om te leren praten over koetjes en kalfjes met de klanten? Volgens mijn kapper moeten kappersstudenten daarin enige vaardigheden en bekwaamheden hebben om voor een diploma in aanmerking te komen. ”Er is gesprekstof genoeg”, zei mijn kapper. ”Zo had ik laatst een klant die vertelde dat zijn vrouw kapster was. Toen ik vroeg waarom hij zich niet door zijn vrouw laat knippen antwoordde hij dat hij er geen vertrouwen in heeft als ze met zo’n scherpe schaar zo dicht bij zijn hoofd komt.”

Toen ik onlangs in België was en door een drukke winkelstraat liep, kwam ik langs een kapperszaak met de naam ’Barber bar’. Daar kun je aan de bar wachten en wat drinken tot dat je aan de beurt bent.

De Belgen zijn bezig om van de herenkaperszaken steeds meer een ’man cave’ te maken. Daar kunnen wij ’Hollanders’ misschien nog iets van leren.

Jules Faber