Volgens het kadastrale minuutplan 1811-1832 ligt dit 42 are groot, braakliggend perceel tussen de huidige Grotestraat en de afwateringsloot Eerste Dwerg. Het perceel is dan eigendom van Wijnand van Delft. In 1844 is het perceel in het bezit van notarissecretaris Pieter Kuijpers (1816-1873) die er een woonhuis op bouwt. Het pand komt in 1879 in bezit van schoenmaker Petrus IJpelaar. Hij bouwt in 1882 achter het woonhuis een schoenmakerswerkplaats. Na zijn overlijden verkopen zijn erfgenamen in 1901 het woonhuis aan Martinus Canters (1867-1930), sinds 1898 notaris in Drunen. Hij laat meteen aan de rechterzijde een tweelaagse aanbouw plaatsen, met een kantoorruimte op de begane grond. In 1923 komt er een uitbreiding aan de linkerzijde van het woongedeelte. Na zijn overlijden in 1930 komt het pand in het bezit van zijn schoonzoon Henricus Schreurs (1891-1970), die hem als notaris opvolgt. Scheurs blijft notaris tot 1961, waarna Louis van Eekelen(1906 -1973) het pand en het notariaat overneemt. Na diens overlijden blijft weduwe Jeanne van Eekelen-Koens in het pand wonen tot 1986, waarna het een advocatenkantoor wordt. Het pand is een gemeentelijk monument.
Woonhuis
Het woonhuis is gebouwd in de vorm van een kortgevelboerderij met een zadeldak waarvan de nok bijna loodrecht op de straat ligt, maar zich toch richt naar het schuine verkavelingspatroon. Het dak heeft aan de straatzijde een wolfseind en is gedekt met blauw gesmoorde kruispannen. De kleine dakkapel met pannendak, fraai geveltimmerwerk en met leien gedekte zijwangen, is oorspronkelijk. De fraaie afgeknotte klokgevel is gemetseld met gele handvormbaksteen (135x65x35 mm) in kruisverband. De voorgevel is in 1990 gereinigd vanwege een bruinachtige verflaag en de knipvoegen zijn toen vernieuwd. In de gevel zijn zes smeedijzeren muurankers. Er zijn vijf vensters met bovenlicht, die elk aan de bovenzijde een uitwaaierende strek hebben van twee stenen hoog. Onder de vensters zijn halfsteens hoge rollagen. De bovenzijde van de gevel is in het inzwenkende gedeelte met zinken plaat bekleed. In het midden bevindt zich een houten kroonlijst met erboven een goot en daaronder fraai gedetailleerde houten cassettes. De gevel heeft aan de onderzijde een 30 centimeter hoge plint in cementpleister, grijs geschilderd. De voordeur heeft een bovenlicht en opgelegd snijwerk in de vorm van een driehoekige fronton. Ook is er een gietijzeren rooster. De dorpel van de voordeur en de neuten van het deurkozijn zijn gemaakt in natuursteen.
Het aanzien van de rechterzijgevel langs de kantoortoegang is in vergelijk met de voorzijde, wat stenen en voegwerk betreft, kwalitatief heel wat minder. In deze zijgevel is op de verdieping een rond raam. Ook is er een kelderraam met dievenijzers. Achter het woonhuis is door Canters een Franse tuin aangelegd, waarin een bergplaats en een paviljoen met koepel. De schoenmakerswerkplaats is door hem verbouwd tot koetshuis.
Achteraanbouw
De tweelaagse aanbouw met plat dak aan de rechterzijde is in rode boerengrauw baksteen en in kruisverband gemetseld. Onder de dakrand is een betonnen rand en daaronder een fraai gedetailleerde stenen tandlijst. Aan de straatzijde is een balkon met smeedijzeren hekwerk. De twee bouwlagen hebben elk dubbele houten deuren. De deuren van de begane rond hebben bovenlichten en zijn rijkelijk versierd met opgelegd snijwerk. De deuren hebben gietijzeren roosters. De deuren van de begane grond staan rechts van het midden, waardoor links een klein venster geplaatst is. De in het midden geplaatste balkondeuren hebben elk twee vaste ramen. Boven de deuren en het raam zijn tweesteens hoge uitwaaierende strekken. Vanaf de straat is er een scheidingsmuur met ezelsrug en kolommen aan de beide uiteinden met piramidevormige afdekking. De afdekking van de muur en de kolommen is recent gecementeerd is.
Uitbreiding woongedeelte
De eenlaagse uitbreiding van het woongedeelte met plat dak aan de linkerzijde is een ontwerp van Vlijmens architect Jan van Vlijmen. Ten opzichte van de voorgevel van het woonhuis is de uitbreiding naar achter geplaatst om de functie van het kijkraam te behouden. Daarboven werd ook een grote dakkapel geplaatst. Het ontwerp van de heeft meerdere kenmerken van de architectuurstijl Amsterdams School: het spelen met bouwvormen waardoor de voorgevel tweezijdig is afgeschuind; het metselwerk met donkerrode boerengrauw bakstenen (205x105x55 mm) in kruisverband en volgestreken voeg; versiering in het metselwerk met rollagen, uitstekende tandlijst en een zevental kruizen in de zijgevel, gemaakt met zwart gekleurde stenen; vensters met zware houtafmetingen en glas-in-loodramen in de bovenlichten; vensters aan de buitenzijde voorzien van inbouw houten rolluiken, fabricaat Janssen-Wayers.
Bart Beaard