De autoriteiten vinden in de herberg ’de Dorstige Kuil’ de waard met een van de hoofdaanleggers van de samenzwering, die worden allebei gearresteerd en naar Den Haag gebracht. Harten, het eigenlijke doelwit, is echter verdwenen. Pas een maand later komt men zijn verblijfplaats op het spoor door een brief, die kennelijk in Antwerpen is geschreven, maar in Tilburg is gepost.
Uitvoerig signalement
Tilburg is in die periode een wijkplaats van aanhangers van de Patriotten. Zij voelen zich daar bijzonder thuis, Tilburg is een vrije heerlijkheid, die toebehoort aan een partijgenoot, de Amsterdamse regent Mr. Diederik Johannes van Hogendorp (heer van Hofwegen, Tilburg en Goirle, geb. te ’s Gravenhage 23 April 1754, overleden te Amsterdam 25 Maart 1803,). De autoriteiten in Den Haag weten daarom niet goed tot wie zij zich moeten wenden om een onderzoek te doen naar de verblijfplaats van Harten. De enige man, die daarvoor in aanmerking komt is uiteindelijk de ontvanger van de convooien en licenten, Abraham van de Graaff, een neef van de advocaat-fiscaal van Brabant, Van Oldenbarneveldt genaamd Witte Tullingh.
Om Van de Graaff zijn taak makkelijker te maken, krijgt hij een uitvoerig signalement van Harten. „Harten is lang, ca vijf voet en tien duim (ca 1,78 mtr.), zeer schraal en mager, hij heeft geen Hollands gezicht; is lang van aangezicht, heeft een lange, kromme afhangende neus, bleke blauwe ogen, een vlek boven de neus en rechteroog als een half genezen verzwering, ook min of meer onder het linkeroog; is geheel blond van haren, van voren nedergekamt, afgesneden lokken of zijkrullen en een dun en kort staartje; is lang van handen en groot van voeten (hij is dus duidelijk geen knapzak). Hij draagt een ronde hoed, die genoegzaam op zijn neus staat om de vlekken in zijn aan(ge)zicht te bedekken; heeft meestal geelgroen ondergoed aan met een bruine rok met twee rijen kleine, witte knopen; hij heeft ook een bruine beverjas met grote, witte knopen; en op zijn schoenen grote, rondachtige, opgelegde, doorgewerkte gespen, doch ander soort in zijn broek.”
Arrestatie
Verschillende dagen speurt Van de Graaff rond in de omgeving van Tilburg, echter zonder Harten te ontdekken. Op maandag 27 oktober loopt hij de herberg de ’Drie Witte Zwanen’ binnen, gelegen aan de Heuvel, schuin tegenover zijn eigen huis. Hij ziet daar in de gelagkamer een vreemdeling waarvan zijn uiterlijk vrijwel klopt met het aan hem verstrekte signalement. Bij navraag blijkt dat die man daar al enkele dagen logeert maar hij heeft zijn naam niet willen zeggen, zelfs niet aan mede-Patriotten. Omdat het donker is en de man een hoed op heeft, zijn de eventuele vlekken in zijn gezicht niet te zien.
Meteen neemt Van de Graaff de nodige maatregelen, hij laat de gangen van de man nagaan en hij geeft opdracht hem te waarschuwen, als de man wil vertrekken. Al de volgende avond, omstreeks zes uur, krijgt hij bericht dat de bewuste man op het punt staat om af te reizen. Zonder een minuut te verliezen, gaat de ontvanger naar de stadhouder (waarnemer) van de heerlijkheid, om hem te spreken. Hij deelt hem, onder de diepste geheimhouding, mee dat hij gemachtigd is de voortvluchtige te arresteren, waarvoor hij zijn medewerking vraagt.
Vergezeld door de stadhouder, de vorster en een van de beide dorpsdienders, gaat hij vervolgens naar de herberg de ’Drie Witte Zwanen’, en vraagt de man in een zijkamer te komen. Daar vraagt hij hem of hij Harten heet. De man zegt dat dat zijn naam is, waarop Van de Graaff zijn machtiging om hem te arresteren voor de dag haalt en deze aan Harten voorleest.
Verrader
Op zijn verzoek krijgt Harten toestemming om iemand naar de heer van Tilburg te sturen, die op het (nu niet meer bestaande) kasteel van Tilburg woont, ten einde hem op de hoogte te brengen van de arrestatie en om zijn bescherming in te roepen. Een loodgieter, die bij de patriottische ongeregeldheden haantje de voorste is geweest, verklaart zich bereid, naar de heer Van Hogendorp te gaan. Terwijl die weg is, zegt Harten, dat hij niet bang is, dat men hem iets zal doen wegens een geval dat hij gehad heeft met een meisje Hij is blij dat hij gearresteerd is, omdat hij in de zaak, waarvoor hij is aangehouden, volkomen vrijuit gaat en hij wil zich daarover te kunnen verantwoorden. Na enige tijd komt de loodgieter terug met de boodschap, dat de stadhouder terstond bij de heer Van Hogendorp moet komen.
Het beroep op deze patriotten gezinde regent heeft niet de uitwerking die Harten ervan verwacht. Al snel keert de stadhouder met een paar schepenen terug om van de aanhouding een proces verbaal op te maken. Vervolgens beveelt hij enkele burgers om de gerechtsdienaren bij het bewaken van de arrestant behulpzaam te zijn. Op aanwijzing van de ontvanger Van de Graaff posteert de dorpsdiender een burger voor de deur van het vertrek waarin Harten zit. De vorster moet met een andere burger, buitenshuis voor de vensters die op het plein uitkijken, op wacht gaan staan.
Het gerucht van de arrestatie gaat als een lopend vuurtje door Tilburg. Om de haverklap verschijnen er in de herberg, waar Harten wordt vast gehouden, mannen die te Tilburg als ijverige patriotten bekend staan. Zij praten met hem omdat Harten de deur van het vertrek, onder het smoesje van de ondragelijke rook daarbinnen, de hele tijd open laat staan. Dit alles ondanks het verbod van de wachtdoende dienders en burgers. Deze patriotten laten luid en duidelijk hun afkeuring blijken over de gevangenneming en schelden Van de Graaff uit voor een verrader.
Bert Meijs
bmeijs@planet.nl