Hartens mede-patriotten proberen de bewakers met jenever en Diester bier van hun post weg te lokken. (Een kastelein die in Tilburg importbier tapt, moet honderd gulden boete betalen. In de verordening wordt een groot aantal buitenlandse bieren genoemd, maar de maatregel was met name gericht tegen de import van bier uit Diest. Dat wordt in Tilburg zoveel gedronken, dat de plaatselijke brouwers eraan ten onder dreigen te gaan).
Een van hen maakt de opmerking: ”Als ik zo gevangen zat, al was er een wacht van vijfentwintig man, ik zou wel maken dat ik loskwam, al zou ik er een, die mij in de weg staat, voor moeten doodsteken.” Die opmerking schijnt niet tegen dovemans oren te zijn gezegd. Op woensdagmiddag, omstreeks één uur, probeert Harten daadwerkelijk te vluchten. Hij loopt zijn kamer uit, de gang door naar de keuken, op zijn hielen gevolgd door de vorster Johannes Welthy, die is ondanks zijn zesenvijftig jaar nog goed ter been. Door de keuken rent Harten verder naar de bijkeuken. Bijna is het hem gelukt te ontkomen omdat de vorster door enkele mannen (patriotten), die in de keuken staan, bij de panden van zijn jas wordt vastgehouden. Met geweld rukt de vorster zich echter los en haalt Harten juist op tijd in. Harten wordt daarna weer naar zijn kamer teruggebracht.
Wisseling van wacht
De volgende morgen moet de ontvanger Van de Graaff echter voor dringende familieaangelegenheden naar Den Bosch. Hij zendt daarom zijn klerk naar de stadhouder om hem te vragen de arrestant heel goed te laten bewaken. Hij krijgt echter te horen dat Harten zijn gevangene is, en niet die van de stadhouder, met andere woorden hij moet er zelf maar voor zorgen.
Nogmaals zendt hij zijn klerk naar de stadhouder met het verzoek om vorster Joachim van Dijk, een zeer waakzaam en betrouwbaar man, aan te wijzen om de wacht te houden in de kamer van Harten. De stadhouder laat echter weten dat dit niet kan omdat Van Dijk de nacht ervoor bij de gevangene is geweest en nu vandaag een schouw moet bijwonen. Hij zal daarom de vorster van Goirle sturen. Dit bericht bereikt de ontvanger echter niet meer omdat hij inmiddels naar Den Bosch is vertrokken.
‘s Avonds om tien uur komt de vorster van Goirle, Charles van der Foulaert, zijn collega Welthy aflossen. Kort daarna roept Harten. Omdat er niemand reageert maakt hij de deur van zijn kamer open en hij vraagt de meid van de herberg om zijn bed op te maken omdat hij wil gaan slapen. De meid gaat naar binnen en na het bed opgemaakt te hebben, verlaat zij de kamer weer. In de herberg is het rustig en stil. Er zitten maar een paar bezoekers in de gelagkamer, waaruit een dof gemompel van stemmen opstijgt. Buiten is het eveneens stil; het plein met zijn eeuwen oude lindeboom is in nachtelijke stilte gedompeld. (De lindeboom stond op de Heuvel, vermoedelijk al sinds 1598, officiële stukken meldden dat toen een huisje ‘ende bancken omme de lynde staende’ werden afgebroken. Die ‘bancken’ zouden banken zijn geweest waarop werd rechtgesproken.Op een oude kaart van Tilburg (1760) staat bij die linde een galg getekend, wat eveneens een bewijs is dat op de Heuvel werd rechtgesproken).
Op de vlucht
Rond middernacht komt de knecht van koperslager Vinke uit de gelagkamer in het voorhuis. Hij is een van de burgers die de wacht buitenshuis hebben maar hij is niet op zijn post gebleven en hij is in de herberg gaan zitten. Hij vraagt Foulaert, waarom zij eigenlijk de wacht hebben. Om zich te overtuigen dat de arrestant er nog steeds is roept Foulaert naar Harten, en vraagt of hij al slaapt. Hij krijgt geen antwoord, Foulaert waarschuwt daarop de gerechtsdienaar, ze maken de kamerdeur open en gaan met een lamp naar binnen. Tot hun verbazing is Harten verdwenen. Zij kijken onder het bed en in de schoorsteen, onderzoeken de ramen, maar van hun gevangene is echter geen spoor te ontdekken. In allerijl wordt de stadhouder gewaarschuwd. Die stuurt de knecht van de ontvanger met een brief naar Den Bosch om Van de Graaff van de verdwijning op de hoogte te stellen.
In de loop van de ochtend komt de drossaard van de Generaliteit, die Harten naar Den Haag moeten brengen, in Tilburg aan. Met enige dienaars van justitie is hij de vorige middag uit Den Haag vertrokken en volgens hun opdracht hebben ze de hele nacht doorgereden. Op basis van uitlatingen in een brief van ontvanger Van de Graaff, is men bang dat de patriotten uit Tilburg wellicht proberen Harten uit zijn gevangenschap te bevrijden.
De direct overgekomen advocaat-fiscaal van Brabant stelt ter plekke een onderzoek in. Dat onderzoek brengt aan het licht dat Harten via de schoorsteenschouw op het dak is gevlucht. Hij is daarna met behulp van een touw, dat hij waarschijnlijk heeft gekregen van de meid uit de herberg, naar beneden is geklommen. Omdat hij de omgeving, niet goed kent is hij naar Udenhout gevlucht. Daar heeft hij midden in de nacht bij een inwoner aangeklopt om die te vragen hem naar Poppel, een dorp ten zuiden van Tilburg, te brengen. Zodoende is Harten zonder schoenen te Poppel aangekomen met een verwonding aan zijn been, die hij bij het inklimmen of verlaten van de schoorsteen heeft opgelopen. De verwonding blijkt zo ernstig te zijn, dat hij zijn verdere leven kreupel is gebleven. Omdat hij weet dat het onder de gegeven omstandigheden voor hem niet veilig is zich weer op Nederlands grondgebied te wagen, besluit hij naar Frankrijk te gaan.
Bert Meijs
bmeijs@planet.nl