Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.

Dat zo’n vijftig jaar geleden het leven van Bromsnor niet alleen maar bestaat uit het uitdelen van bekeuringen mag blijken uit twee gebeurtenissen met dodelijke afloop.

Wim

Buschauffeur Herman P. vindt het heel normaal om iedere dag tien uur achter het stuur te zitten. Iedere vrijdag draait hij rond de klok van twaalf uur de ‘grote weg’ op. Zijn twee zoontjes, Theo van zes en Wim van drie, staan hem dan net voorbij de kruising op te wachten met een pak gesmeerde boterhammen. Ook deze dag. Herman stopt bij de jongens, neemt het brood in ontvangst, zegt gedag en rijdt verder. Hij drukt de jongens op het hart: “Niet oversteken voordat ik een eindje weg ben hoor.” Hij kijkt in zijn rechter buitenspiegel en ziet dat de jongens wachten. Zo’n honderd meter verder komt hem een auto tegemoet met Belgisch kenteken. Bijna direct daarna hoort hij passagiers in zijn bus gillen. Herman kijkt in zijn beide spiegels en ziet zijn jongens niet meer, wel ziet hij een stilstaande auto. Hij zet de bus aan de kant en rent naar het ongeluk. Zijn jongste zoon Wim ligt op de rijbaan, de Belgische auto staat even verderop stil. “Ik zag het manneke oversteken, probeerde te remmen, hoorde glasgerinkel en vreesde het ergste.” De kleine Wim blijkt dood en buschauffeur Herman is ten einde raad. Als Bromsnor arriveert is de dokter er al die niet anders kan constateren dan dat het jochie is overleden. Eenmaal thuis is Bromsnor stiller dan anders. Wezenloos kijkt hij voor zich uit. Een kind, zo jong en zo plotseling uit het leven weggerukt.

Wasdag

Het is maandag. Wasdag dus. Twee zussen die bijna buren zijn, helpen elkaar iedere week met de was. Zus Maria heeft in de jaren vijftig een heuse wasmachine. Vorige week leek het of er stroom op de machine stond. De man van zus Hendrika heeft er naar gekeken, constateerde loszittende draden. Hij kon het repareren. Wasdag betekende in die tijd emmers vol water, teilen met wasgoed en in dit geval een natte vloer want het speelde zich af in de schuur waar gespet en gespat mocht worden. Maria vraagt zich rond 10.00 uur af waar haar zus Hendrika blijft nu ze de koffie heeft ingeschonken. Ze gaat naar de schuur en ziet tot haar grote ontzetting haar zus over de wasmachine hangen. Ze pakt haar zus om het middel maar voelt een hevige schok. Nogmaals pakt ze haar zus, ze komt los. Ze gilt, ze schreeuwt, ze is wanhopig. Hendrika is overleden. Bromsnor komt ter plaatse en overziet de situatie. Hij belt met de Technische Dienst van de Arbeidsinspectie in Den Haag. Een ambtenaar zegt toe direct in de trein en bus te stappen en verwacht vanmiddag rond 15.00 ter plaatse te zijn. In de tussentijd verhoort Brom alle betrokkenen: de zus, de man van de overledene, de leverancier van de wasmachine, de huisarts. De ambtenaar houdt woord en is op tijd. Na een uurtje onderzoek is zijn conclusie: loszittende draden plus een stopcontact dat versleten is waardoor de geaardheid niet meer goed werkte. Gevolg: de motor van de machine stond onder stroom alsmede het waswater. De natte vloer geleidde de stroom, het slachtoffer is een schakel geworden in de stroomketen. Ook deze avond is Bromsnor stil en beseft hij hoe belangrijk zorgvuldigheid in het leven is. Van enige begeleiding na dergelijke vreselijke gebeurtenissen had toen nog niemand gehoord.