Terwijl ik een onbeschreven vel papier voor mij heb liggen, realiseer ik mij dat ik voor de krant na 6,5 jaar de 300ste column ga schrijven.
Iedere week moet ik met hetzelfde gereedschap werken, de 26 letters van het alfabet. Het enige wat ik moet doen is die 26 letters anders rangschikken dan iemand anders al heeft gedaan. Daarvoor krijg ik het mooiste cadeau dat een schrijver kan krijgen: lezers die mijn column lezen.
Vaak krijg ik de vraag van de lezers waar ik mijn inspiratie vandaan haal om iedere week weer een column te schrijven. De wereld is interessant, spannend en grappig, ik praat met mensen en zo ontstaan mijn columns. Daarnaast is het zo, als ik ga schrijven ben ik nooit alleen. Starend naar mijn vingers zie ik mijn jeugd voorbij komen, hoor in stilte de stemmen van mijn familieleden, vrienden en kennissen. Over mijn schouder kijken de gedachten en de herinneringen met mij mee.
Verder kun je, als je goed om je heen kijkt inspiratie genoeg vinden. Zo kwam ik een reclamebord tegen bij een fotograaf in Nijmegen met daarop de tekst: ’Pasfoto’s klaar terwijl u lacht’. Of wat denk je van het bord dat bij de uitgang van een supermarkt hing, met daarop de tekst: ’Kunstgebit gevonden op het parkeerterrein van de supermarkt, we zullen het de verliezer zo makkelijk mogelijk maken. Hij of zij hoeft alleen maar tegen een van onze kassières te lachen. Dan zal zij het ingepakte kunstgebit aan u overhandigen.’ Of wat dacht je van het bord dat in de wachtkamer van mijn huisarts hing: ’De wetenschap is tegenwoordig zo ver, dat geen mens meer gezond is.’
Je ziet inspiratie genoeg, ook in de file, daar stond ik achter een vrachtwagen van de liftfabrikant ’Otis’, waar ik met grote letters een waardevol spreuk op zag staan: ’Accepteer nooit een lift van een vreemde.’ Maar de mooiste spreuk is die van mijn tante: ’De kortste afstand tussen twee mensen is een glimlach.’
Jules Faber