‘En waar ging Pinksteren ook alweer over?’ De vraag van de radiopresentator overviel me aan het einde van ons gesprek. Niet dat ik geen antwoord kon bedenken. Maar mijn antwoord was een verhaal. En daar was geen tijd voor. Kort en bondig alsjeblieft, vlak voor de muziek weer opgestart zou worden. Wat moet je dan zeggen? ‘De uitstorting van de heilige Geest’? Correct, maar niet verhelderend. Ik koos voor vier woorden die ik zelf ooit had bedacht na veel gesprekken met leerlingen op school: ‘God spreekt jouw taal’. Maar tevreden was ik niet. Ik wilde het verháál vertellen.

Iets soortgelijks maakte ik mee met interviews voor Hart van Nederland. Ze kwamen jaren geleden op de U2-dienst in Waalwijk af, en later op de eerste coronaviering in Tilburg. Mijn antwoorden moesten vaak over. Het moest korter en simpeler. En natuurlijk, je moet begrijpelijke taal gebruiken. Maar achter elk antwoord schuilt een verhaal. En dat laat zich niet samenvatten in twee korte zinnen.

Ik moest vaak aan deze ervaringen denken toen ik verschillende nieuwe en oude politieke kopstukken geïnterviewd zag worden. Allemaal benadrukken ze dat ze een verhaal willen vertellen. En allemaal worstelen ze met de interviewers die dat verhaal niet willen horen, maar een kort antwoord op hun vraag willen hebben. Natuurlijk moeten politici begrijpelijke antwoorden geven en meer nog: antwoord geven op de vraag. Maar kloppen de vragen nog? Veel journalisten proberen nieuwe partijen en nieuwe politici in te delen in links of rechts en ze proberen antwoorden in getallen te krijgen: hoeveel nieuwe woningen gaat u bouwen, wordt het 2030 of 2035 met de stikstofdoelen enz?

Het gaat veel over nieuwe politiek. Dat is meer dan een leus in de campagne. Je ziet het gebeuren. Politici zuchten bij te vooringenomen vragen en vragen om een simpel ja of nee. Alle uitdagingen in de woningbouw, de zorg, de inkomens, de landbouw, het klimaat, de migratiestromen en noem maar op hangen zo met elkaar samen, dat ze om een verhaal vragen. Het woord visie is sinds Rutte besmet geraakt (‘voor een visie moet je naar de oogarts’), dus laten we concreet zeggen wat een visie is: een verhaal.

En dat verhaal moet kunnen worden verteld. Zonder meteen te concluderen dat iemand of links of rechts is of dit of dat wel niet zal willen. Een mooi voorbeeld vond ik Pieter Omtzigt (uiteraard) die tegen de klimaatwet had gestemd. ‘Dus u bent tegen vergroenen en tegen klimaatmaatregelen?’ Helemaal niet. Het doel heiligde alleen niet de middelen, vond hij. En daarom deed hij tegenvoorstellen, vóór het klimaat. Maar daar zat een verhaal achter, en dat duurde twee alinea’s in Trouw.

Ook andere lijsttrekkers vertellen weer verhalen over hoe ze de samenhang van alle uitdagingen zien en waar ze willen beginnen met oplossingen. Ik hoop van harte dat die verhalen de ruimte krijgen in interviews en debatten. Maar ik vrees ervoor. Alom klinkt nu kritiek in de media dat de BBB in Mona Keijzer haar premierskandidaat heeft gepresenteerd. Maar ze vroegen er zelf om! Elke keer weer. ‘Je partij staat zo hoog in de peilingen. Ben je beschikbaar als premier, Caroline?’ Wat moet je dan?

Parlementair journalist Frits Wester vatte het bij Renze samen als nieuwe wijn in oude zakken. ‘Oude valkuilen’ en ‘je haalt niet zomaar parlementsleden bij andere partijen weg’, zei hij. De vraag is - en sorry Frits, je legt zelf de bal op de stip - wie hier de oude zak is. Als media niet aanvoelen dat de tijden veranderen en dat mensen verhalen willen horen, ideeën willen bediscussiëren, en echt niet te dom zijn om dat te begrijpen, dan zijn ze zelf niet klaar voor de nieuwe politiek. Die vraagt om andere interviews en andere debatten.

Mensen houden van verhalen. Als die goed verteld worden, dan voelen ze het vuur branden. Net als bij Pinksteren.

Gastcolumnist Otto Grevink is als dominee op verschillende wijzen betrokken bij protestantse kerken in de regio Hart van Brabant. Hij is pionier bij Zin op School in Waalwijk en dirigent van Koor en Combo Laudate Dominum. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.