Het is bijzonder dat er in het midden van het westelijk gedeelte van de Nieuwkuijksestraat tegenover elkaar, op de huisnummers 121-zuid en 138-noord, twee woonboerderijen staan met nagenoeg dezelfde voorgevels. De boerderijen zijn herbouwd na de grote brand van 8 juni 1939 toen in de omgeving zes boerderijen, acht schuren en twee woningen zijn verwoest. Al na zes weken, op maandagavond 17 juli 1939, is de aanbesteding voor beide nieuwe boerderijen. De architect M.R.M. van de Biggelaar uit Berkel-Enschot maakte de tekeningen in de architectuurstijl van de Delftse School. Bij de inschrijving was Drunens aannemer Frans Fressen veruit de laagste: ƒ4830,- voor de boerderij van Adriaan Loeff (1866-1952) en Maria van Steensel (1882-1955) op 121 en ƒ4792,- voor de boerderij van Dorus Mostermans (1887-1966) op 138. Zijn echtgenote Mieke van den Brand was al in 1926 overleden. Maar ‘de gunning is aangehouden’ en Fressen heeft de opdracht niet gekregen, maar is naar het Nieuwkuijkse bouwbedrijf van Jan de Bont & Zn. gegaan.
De eenlaagse kortgevelboerderijen hebben een zadeldak waarvan de nok gericht is naar de straat. De zadeldaken eindigen aan de straatzijde met wolfseinden en zijn aan de onderzijde geknikt. Ze zijn oorspronkelijk gedekt met rode terracotta dakpannen ‘tuile du nord’. Woning 121 heeft nu type OVH - Opnieuw Verbeterde Holle. De pannendaken eindigen bij de puntgevels met gevelpannen over de dakoverstekken, die op de uitstekende gordingen zijn aangebracht.
De gevels zijn met roodbruine bakstenen in kettingverband gemetseld en afgewerkt met een platte voeg. Bij het metselen in kettingverband liggen de stenen als volgt: Op de hoeken wordt wisselend begonnen met een kopse (of halve steen) in de ene laag en een drieklezoor (of driekwart steen) in de volgende laag. Dan in de lagen: twee strekken (of hele stenen), een kopse steen, twee strekken etc. Langs de bovenrand van de puntgevel zijn ter versteviging muurvlechtingen gemetseld. Boven de vensters zijn rollagen als waaiervormige strek en boven de deur als getoogde rollaag aangebracht. Alle rollagen zijn anderhalve steen hoog en hebben aan beide zijden aanzetstenen van natuursteen. De voorgevels hebben vier muurankers. De gevel 138 heeft vele reparatievlekken ten gevolge van de granaatbeschietingen in november 1944.
Op de begane grond zijn er kruisvensters met aan de onderzijde draairamen en aan bovenzijde klepramen. In het ondergedeelte hebben de vensters houten luiken, waarbij de luiken van 121 een rode kleur hebben en die van 138 een groene kleur. Op de verdieping hebben de vensters dubbele draairamen. Op de zolder is er een klein venster met draairaam. Alle vensters hebben met bakstenen gemetselde dorpels of waterslagen. Oorspronkelijk hadden de ramen een kleine roedeverdeling. De voordeur bevindt zich in een 50 cm diepe portiek, die vanaf de voorgevel schuin inloopt. De deur van 138, met kraaldelen en een klein raam is oorspronkelijk. Boven de deuren bevindt zich een bovenlicht.
Bart Beaard