In de avond van 16 juni 1944 vertrekken vanaf verschillende Engelse vliegvelden 321 toestellen voor het bombarderen van de installaties van Fischer Tropsch Synthese in Sterkrade-Holten bij de Duitse stad Oberhausen. Bij deze installaties worden uit cokes olieproducten gewonnen, zoals benzine, motorolie, diesel en mijngas. Vanaf vliegveld North Killingsholme, oostelijk van Leeds, om 19 minuten over elf, is voor de 55e maal piloot Flying Officer Geof Packham met zijn Lancaster B1 opgestegen, met aan boord een bommenlast van 6 ton. Sinds januari 1944 is op dit vliegveld het zwaar bommenwerper 550 Squadron gelegerd met de 4-motorige nachtbommenwerpers van het type AVRO Lancaster B-1.

De vlucht

Het vliegtuig heeft code BQ-P en vertrekt met een 7-koppige bemanning. Ongeveer 20 minuten voor het bereiken van het doel wordt de bommenwerper geraakt door granaten van het FLAK (Flugabwehrkanone of luchtafweergeschut). De bakboordbinnenmotor en het hydraulische systeem vallen uit en is er een groot gat in de neus geslagen. Door deze schade raakt het bommenluik onklaar om de bommen te kunnen lossen, waardoor de bemanning besluit terug te keren naar Engeland. Ter hoogte van de Nederlandse oostgrens worden zij opnieuw beschoten, nu door een Me110 (Messerschmitt jachtbommenwerper) van de Duitse luchtmacht. Het toestel raakt onbestuurbaar in een vrije val en de bemanning springt met parachute. Om tien over twee in de morgen van de zeventiende juni boort het brandende toestel zich in de grond tussen huizen in De Hoeven, een buurtschap van Haarsteeg, aan de Elshoutse zijde. De volledige bomlading komt dan tot ontploffing op ongeveer 100 meter zuidelijk van de toenmalige Hoevenschestraat.

Het neerstorten

De gevolgen van het neergestorte toestel zijn ernstig. Van de bewoners van de drie woningen, waartussen het toestel neerstortte, komen totaal 8 personen om het leven: het echtpaar Van Son-de Vaan en hun tweejarig zoontje, het echtpaar Van Ravensteijn-van Loon en hun twee dochters en de weduwe Mimpen-Smits. Negentien van de 58 woningen in De Hoeven zijn totaal verwoest, waarvan negen door brand. De vuurzee werd veroorzaakt door het rondvliegend fosfor uit de brandbommen. Omdat veel boerderijen met riet gedekt zijn, hebben de vlammen vrij spel en is blussen onmogelijk. Op de plaats van het neergestorte vliegtuig ontstond een krater van 15 meter diep, die vol met olie kwam te staan. Vijf huizen worden vooral door de grote luchtdruk zwaar beschadigd. In de buurtschap zijn over een lengte van 600 meter veel dakpannen van de daken gerukt. Tot in Haarsteeg, Elshout en Herpt zijn veel ruiten gesprongen. Door de Duitsers wordt de buurtschap snel geheel afgezet om het vliegtuig te onderzoeken en te bergen. Niemand kan zonder toestemming in of uit. Dakloze bewoners worden opgevangen in de meisjes school bij Huize Gertrudis. De overleden slachtoffers worden met een boerenkar naar de meisjesschool gebracht en daar opgebaard. Alle slachtoffers zijn op 19 juni 1944 begraven op het kerkhof van de Haarsteegse Lambertuskerk.

De bemanning

De bemanningsleden komen terecht tussen de Bommerwaard en de Haarsteegse kerk en brengen het er allemaal levend vanaf. De bemanning is: piloot Geof Packham, navigator James Matthews, bommenrichter John Jenkins, boordwerktuigkundige Cyril Pettit, radiotelegrafist Frank Willson, rugschutter Elwyn Morgan en staartschutter Jack Jackson. Zij verschuilen zich, maar allen vallen bij de zoekacties van de Duitsers onmiddellijk of pas na enkele maanden in hun handen. Na de oorlog zijn ze allen behouden thuisgekomen. Van de 321 vertrokken toestellen gaan er 31 verloren. Bij de crashes in Veenendaal en Varsseveld sneuvelen 14 bemanningsleden.

Wederopbouw

Als snel wordt gezorgd voor onderdak en er komen inzamelacties voor geld en goederen. Door de overheid wordt aan elk gezin een bedrag van ƒ300,- uitgekeerd voor de aankoop van de meest essentiële zaken. Ook wordt begonnen met noodhuisvesting en de bouw van noodboerderijen om de voedselproductie weer aan de gang te krijgen.

Piet Pechtold herinnert zich nog: ”De mensen werden na de ramp opgevangen door familie en vrienden. Wij waren verdeeld onder de familie, m´n vader en moeder en m´n jongste zus waren bij de jongste zus van m´n moeder. Daar woonden ze tijdelijk in een lege koestal, maar toen in oktober de koeien op stal moesten hebben wij tijdelijk voor ons hele gezin een klaslokaal in de kleuterschool achter het klooster gekregen, waar nog drie grote gezinnen woonden, twee uit Heusden en een uit Bokhoven. Vanuit daar zijn wij naar de noodwoning in De Hoeven verhuisd.”

Een achttiental boerderijen worden herbouwd in de trant van de wederopbouw en de architectuurstijl van de Delftse School. Ze zijn als kortgevelboerderij herkenbaar aan de gevels van roodbruine baksteen, daken met wolfseinden en gedekt met rode dakpannen en kleine versieringen in het metselwerk. Kenmerken zijn ook de geaccentueerde voordeuren en omlijstingen. De architecten Jan Luijben, Huub Baaijens, Piet Verboord en Jos van Hulten maken de ontwerpen voor deze boerderijen. De subsidies en de herbouw gaan in overleg met Bureau Wederopbouw Boerderijen.

Herinneringen

Door Janus van Engelen wordt ter nagedachtenis aan de slachtoffers meteen na de oorlog een monument ontworpen en gebouwd op het kerkhof achter de Lambertuskerk. Op 4 mei 1970 wordt door burgemeester L.M.N. Schweitzer het gemeentelijke oorlogsmonument van Vlijmen aan de Catharinastraat onthuld. Hierin is een loden koker gemetseld met een oorkonde met de namen van alle Vlijmense oorlogsslachtoffers. In De Hoeven wordt op 5 mei 1995, na een initiatief van Comité Herdenking Vliegtuigramp, een monument onthuld door mevr. Doris Pettit uit Nieuw-Zeeland, de weduwe van Cyril Pettit. In de stenen boogvorm van het monument is een gedenkplaat aangebracht, waarop een schildje met tekst. Het is een beschermplaat uit de vliegtuigstoel van de piloot. De plaats van neerstorting, is vanaf het monument, ongeveer 110 meter in de richting zuidoostelijk.

Bart Beaard