Koekfabriek Van de Ven

Toen in 1945 de oorlog was afgelopen, was er gedurende een korte periode geen stroom in de koekfabriek van Van de Ven, waar de machines op een grote elektromotor waren aangesloten. Men had echter een A-Ford gedemonteerd in de opslag staan, zodat deze niet door de Duitsers kon worden geconfisqueerd. Dus was het een makkie om de motor van deze A-Ford in de plaats van de elektromotor te monteren en de juiste poelie eraan te zetten; brandstof voor een dergelijke motor was er wel. En het werkte! Maar toen er weer elektriciteit was, werd de boel weer in zijn oude staat teruggebracht, en moest de auto weer in elkaar gezet worden. Dat gebeurde door Gérard. Maar tot zijn stomme verbazing had de Ford nu slechts één versnelling vooruit, en drie versnellingen achteruit ! (De A-Ford had maar drie versnellingen vooruit). Een neef kreeg van Gérard de opdracht aan zijn vader, die toen ziek te bed lag, te vragen wat er aan de hand kon zijn, want de broer van Gérard had wel wat verstand van automotoren. Het bleek dat Gérard de versnellingsbak achterstevoren aan het motorblok had gemonteerd, wat bij sommige automerken in die tijd nog kon (o.a. ook bij Volkswagen). Grote hilariteit alom!

Burgemeester Jacob gevlucht

De eerder genoemde NSB burgemeester Jacob, vlucht uit Vlijmen op dolle dinsdag en wordt later begin 1945 NSB-burgemeester van Maarssen en Maarsseveen. Hij werd op een rondtocht door het dorp aan het publiek getoond met een bord om zijn nek waarop stond ’Menschen geniet, hier koning carbid, nu rijd mee, Kameraad Houzee. Leege kop. Burgemeester Jacob’ (zie afbeelding ). Jacob had het carbid verkocht dat op het gemeentehuis was opgeslagen om verdeeld te worden. Tijdens de bevrijding is hij opgepakt en op een kar rondgereden door het dorp en vervolgens afgevoerd naar Amsterdam.

Radio inleveren

Op 6 juni 1943 schrijft Anna Jacoba Adriana Speekenbrink, geboren 19-11-1894 te Dongen, een brief naar de burgemeester van Vlijmen. Ze verblijft als patient in het nonnenklooster te Vlijmen. Ze schrijft dat Dr. Martens voor haar een verzoek heeft geschreven aan de politie om haar radio te mogen behouden. Ze vraagt nu of ze op het antwoord moet wachten of dat ze het radiotoestel nu al moet inleveren. Anna vraagt de burgemeester of hij telefonisch voor haar het antwoord wil opvragen. Ze zou er erg mee geholpen zijn. Ze is al 14 jaar ziek en hulpbehoevend schrijft ze, ze ligt alleen op een kamertje en ze komt er nooit meer uit. Het toestel heeft ze twee jaar geleden cadeau gekregen en de radio is haar enigste ontspanning. Een antwoord heb ik niet teruggevonden. Anna is volgens haar bidprentje op 22 november 1957 na een ’smartelijk langdurig lijden van meer dan 30 jaren’ in het Liefdegesticht overleden.

Op 13 mei 1943 krijgen de Nederlanders van de bezetter te horen dat ze hun radio’s moeten inleveren. Dit deden de Duitsers om te voorkomen dat men naar verboden radiostations zoals de BBC of Radio Oranje zou gaan luisteren. Volgens de nazi’s werden de Nederlanders opgehitst tegen de Duitsers via de uitzendingen van Radio Oranje. Om dit ‘probleem’ op te lossen moesten de radio’s worden ingeleverd. Wie dat niet deed, riskeerde een gevangenisstraf of zelfs de doodstraf. Veel Nederlanders verzonnen een list om toch een radio achter te houden. Wie het geluk had twee toestellen te bezitten, leverde de oude in en verstopte de nieuwe.

Dr. Martens

Na de bevrijding schrijft de burgemeester van Vlijmen het volgende aan de heer Huizinga, gemachtigde voor ’Internering en vrijlating Politieke Delingquenten’:

”Door verschillende weldenkende en vooraanstaande ingezetenen is mij met aandrang verzocht te willen bevorderen dat de vrijlating van T. P. Martens, arts alhier, wordt ingetrokken en dat hij weer direct in arrest zal worden gesteld. Het overgrote deel der bevolking protesteert tegen deze vrijlating heftig en ook ik ben overtuigd, dat zulks niet strookt met de ernstige feiten, waaraan deze man zich heeft schuldig gemaakt. Niemand beter dan ik kan beoordelen hoe schandelijk deze arts zich tijdens de bezetting heeft misdragen, zelfs in die mate, dat een dergelijke minderwaardig persoon m.i. de bevoegdheid tot uitoefening van zijn ambt moet worden ontnomen en thans gaat dezen arts wederom tot grote ergernis van het overgrote deel der bevolking rustig door de gemeente begeven, om met zijn aanhangers het verderfelijke zaad onder de ingezetenen uit te strooien (?). (Nergens worden in deze brief concrete feiten genoemd waaruit de genoemde ’ernstige feiten’ hebben bestaan). Gezien de alom bekende opstandigheid der Vlijmense bevolking, vrees ik met grond, dat deze vrijlating tot ongeregeldheden zal aanleiding geven. Ik moet u mitsdien zeer dringend verzoeken de her-internering van dr. Martens te willen bevorderen, totdat het tribunaal uitspraak zal hebben gedaan.”

Bijna tegelijkertijd schrijft de zoon van de burgemeester Walter van der Ven, wonend Prins Bernhardstraat 2, een soortgelijke brief. Hij schrijft namens de Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland onder meer dat ze protesteren tegen de vrijlating van Dr. Theodoor P, Martens. Iemand die tijdens de Duitse bezetting de bevoegdheden zo schandelijk misbruikt heeft; hij zal zeker door het tribunaal voor jaren internering en met ontzetting uit zijn ambt veroordeeld worden. Hij is verder van mening dat het ongepast is dat hij zijn dokterspraktijk weer opneemt. Er is een lijst die ondertekend is door verschillende inwoners van Vlijmen met het verzoek om Martens vrij te laten. Hij meent echter dat niet een lijst bepaalt of iemand vrijgelaten moet worden. Dit moet gebeuren op deugdelijke gronden, vindt hij. Het gist en broeit in Vlijmen, waardoor hij verplicht is om het standpunt van de illegaliteit ter kennis te stellen.

Waarom de burgemeester en zijn zoon deze brieven hebben geschreven is mij niet duidelijk. Bij veel inwoners van Vlijmen stond dr. Martens als sociaal bekend. O.a. mijn oom Jos van Son, was heel erg te spreken over Martens. Martens zorgde bij de keuring ervoor, toen mijn oom in Duitsland moest gaan werken, dat hij werd afgekeurd.

In die tijd maakten enkele prominente mensen binnen Vlijmen voor een groot deel de dienst uit. Martens die een stugge noorderling was, paste mogelijk niet binnen dat groepje. Probeerde men hem nu op die manier te ’lozen’ of om een ’oude rekening’ te vereffenen?

Bert Meijs