Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.

Openbare schennis van de goede zeden, in de volksmond beter bekend als potloodventen. Het is 1970 en Nederland wordt overspoeld met ruimdenkendheid over seks, sleutelclubs, partnerruil, films als Blue Movie en Turks Fruit. Is dat modernisme de reden om met je geslachtsdeel bloot te gaan?

Twee dames rijden over de ‘grote weg’, een bestelbusje haalt de vrouwen in en zet zijn wagen twee kilometer verderop aan de kant. Is er sprake van hoge nood, moet de bestuurder plotseling een plasje plegen? Geenszins. De man stapt uit de auto, haalt zijn ding tevoorschijn en toont het de auto die aan komt rijden met daarin de twee eerder genoemde dames. Die schrikken zich een hoedje, rijden beledigd naar het dichtstbijzijnde politiebureau. Bromsnor noteert hun aangifte en is blij met de oplettendheid van de twee dames. Zij noemen feilloos het nummerbord van het busje. Of de dames psychische hulp nodig hebben of behoefte hebben aan een luisterend oor is niet aan de orde. De vrouwen vervolgen hun reis naar huis; Brom en zijn collega weten via het nummerbord al snel de eigenaar te achterhalen: een bedrijf. Brom en zijn collega rijden het industrieterreintje op, vinden het bedrijf en spreken de eigenaar over de mogelijke bestuurder van het busje.

De potloodman wordt meegenomen naar het bureau. Snikkend en hikkend vertelt hij zijn verhaal. “Ik stapte met mijn gulp al open uit het busje, zag de auto naderen met daarin de dames die ik net voorbij was gereden en haalde mijn geslachtsdeel uit de broek. Ik heb dit bewust gedaan maar waarom? Ik weet het niet. Het leek of ik een plotselinge ingeving kreeg.”

In de tussentijd zijn de dames gebeld met de vraag of zij naar het bureau willen komen om de venter te herkennen. Middels de zogeheten confrontatiespiegel (de dames zien de vent wel maar de potloodman ziet de dames niet) beamen de twee dat deze man de pleger is.

Dame 1 verklaart: “Voelde ik mij gekwetst? Nou daar heb ik niet zo gauw last van. Ik vond het vooral ordinair.”

Dame 2 blijkt de dochter en zij vertelt: “Ik vind die man een grote viezerik en voel me in mijn eer aangetast.”

De pleger wordt teruggebracht en wacht een gang naar de rechter. In de tussentijd herinnert Bromsnor zich eerdere aangiftes op ongeveer dezelfde plaats. Het wordt een middagje onderzoek en pluizen in papieren. En ja hoor, in datzelfde jaar zijn er nog twee aangiftes gedaan van soortgelijk gedrag. Toen kon geen nummerbord worden genoemd en kon ook niemand worden aangehouden. Per telefoon wordt de baas van het bedrijf gebeld met de vraag of ze morgenochtend nogmaals met de verdachte kunnen spreken. En zo kan het gebeuren dat Potlood op die bewuste donderdagmorgen door de mand valt. Hij bekent structureel met zijn geslachtsdeel te ‘zwaaien’, toont spijt en schaamt zich voor zijn vrouw. Opnieuw rept hij over een onverklaarbare drang. De rechter zal uitspraak doen. Hopelijk is er destijds niet alleen een straf opgelegd maar heeft de betrokkene ook een verplicht hulpprogramma moeten volgen. Op internet circuleren vandaag de dag talloze berichten van meisjes en vrouwen die geconfronteerd worden met openbare schennis, die ongevraagd een foto toegestuurd krijgen van een zogeheten dickpic. Anno nu worden slachtoffers bijgestaan door gespecialiseerde agenten en wordt hun verhaal altijd serieus genomen. Indien mogelijk kunnen ze een beroep doen op slachtofferhulp.