Omdat mijn tante slecht ter been is, ga ik zo af en toe samen met mijn tante in mijn auto naar de supermarkt. Op weg naar de ingang, met het boodschappenkarretje, werd mijn aandacht getrokken door een verfrommeld stukje gekleurd papier dat op de grond lag.
Ik raapte het op en het bleken bankbiljetten te zijn met een waarde van 85 euro. Ik stopte de bankbiljetten in mijn jaszak en besloot om eerst met mijn tante, die ondertussen was doorgelopen, boodschappen te doen en daarna pas na te denken wat ik met het geld moest doen.
Mijn tante is nogal een twijfelachtig type tijdens het boodschappen doen, ondanks dat ze van te voren een boodschappenlijstje had gemaakt. Toen we eindelijk bij de kassa stonden en mijn tante haar portemonnee uit haar tas wilde pakken, zat er geen portemonnee in. Ik liep voor de zekerheid naar mijn auto om te kijken of daar de portemonnee lag, maar geen portemonnee. Ik stelde voor dat ik de boodschappen met mijn pinpas zou betalen en dat zij dan het geld later op mijn rekening zou storten. Eenmaal thuis hebben we haar huis doorzocht, maar geen portemonnee.
Mijn tante belde het politiebureau, om door te geven dat ze haar portemonnee had verloren. Laat de politie nu net 15 minuten eerder een melding hebben gekregen van iemand die een portemonnee had gevonden op de parkeerplaats van de supermarkt. Ze noteerde het telefoonnummer van de vinder, belde op en maakte een afspraak om haar portemonnee op te halen. Eenmaal op het adres aangekomen vertelde de vinder dat hij de portemonnee had gevonden toen hij zelf aan het zoeken was naar het geld dat hij op de parkeerplaats van de supermarkt had verloren. Dat waren in elkaar gevouwen bankbiljetten met een waarde van 85 euro. Hij gaf de portemonnee terug aan mijn tante. Ineens herinnerde ik mij weer de bankbiljetten die ik gevonden had.
Ik haalde de verfrommelde bankbiljetten uit mijn jaszak en vertelde hem dat ik die gevonden had op de parkeerplaats bij de supermarkt.
Met een blij gezicht nam hij die aan en bedankte mij voor mijn eerlijkheid.
Jules Faber