Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.

Helaas heeft ook onze gemeente te maken met vandalisme en overlast, regelmatig veroorzaakt door rondhangende jongeren. Een opgeblazen prullenbak, een uit de tuin gerukte jonge conifeer, graffiti op een pas geverfde gevel. Mochten we denken dat dit alleen in Heusden en alleen de laatste jaren voorkomt, heeft het goed mis. Bromsnor wordt in 1953 door zijn baas gedirigeerd naar de Mariakapel. De zitbanken zouden onder het eierstruif zitten. Wie doet zoiets?

Anoniem briefje

Bromsnor raakt ter plaatse in gesprek met de voormalige hoofdonderwijzer. Deze vertelt: “Al enige jaren houd ik de kapel en de tuin er omheen netjes bij. Wat schoffelen, wat snoeien en neergezette bloemen van water voorzien. Iedere dag kom ik hier. Maar onlangs, het was maandagmorgen 11 mei, zag ik de zitbanken helemaal onder opgedroogd eierstruif. De schalen van de eieren lagen op de grond. Ik werd woest en verdrietig tegelijk. Direct ben ik aan de slag gegaan om de banken weer schoon te krijgen. Gisteren, vrijdag 15 mei, komt een zeker Olde K. naar mij en laat me een anoniem briefje zien. Kijk, hier heb ik het.” Met gefronste wenkbrauwen leest Bromsnor de tekst. ’De daders van het bevuilen van de zitbanken zijn Hendrikus T. en Aloysius A.’

Onze veldwachter is hier niet voor het eerst. Al meerdere keren zijn er berichten bij de politie binnen gekomen over baldadigheden rondom de kapel waarbij dezelfde namen werden genoemd. Hoogste tijd om die twee knapen T. en A. eens aan de tand te voelen. Maar niet voordat Bromsnor drie meisjes heeft gehoord. De dochter van de hoofdonderwijzer is één van hen. Zij vertelt dat ze samen met twee vriendinnen pas geleden bij de kapel was en dat er toen twee jongens achter de bosjes zaten. Het waren T. en A. die zeiden dat de banken hele fijne zitplaatsen zijn. “Gelukkig zijn we niet gaan zitten want de banken zaten onder het eigeel.”

Tijd voor een verhoor

Brom heeft genoeg gehoord en laat de twee jongens naar het bureau komen. T. (17 jaar) en A. (14 jaar) worden onafhankelijk van elkaar gehoord. De jongste valt al snel door de mand. “We hadden onderweg een nest met eieren uitgehaald en bij de kapel gooiden we die naar elkaar over. Plotseling viel er eentje op de bank. Snel met de hand het ei weggeveegd maar het werd hoe langer hoe erger.” Als Bromsnor vraagt hoe dan de andere banken bevuild zijn, buigt A. zijn hoofd en vertelt hij de hele waarheid. De oudste ontkent echter alles en straalt een onaantastbaar vertrouwen in zichzelf uit. Bromsnor noemt hem in het procesverbaal zelfs arrogant.

Straf

Is er een straf voor beide jongens? Op verzoek van de Voogdijraad wordt het complete verbaal (vier A4-tjes) naar deze organisatie gestuurd. Daaruit blijkt dat de jongens allebei te maken hebben met een problematische gezinssituatie. Bromsnor stelt zich zelf ten doel om de jongens wat korter op de huid te zitten, om hen te corrigeren waar mogelijk en hen aan werk te helpen want het vandalisme werd volgens de veldwachter vooral uit verveling begaan. Hulp is volgens hem meer op zijn plaats dan straf.