Al in 1388 schonk hertogin Johanna van Brabant aan Heusden ’zekere huysinge, een huys en hofstede met alle hare toebehooren, staende binnen onse Stede van Heusden’, dat geschikt gemaakt werd als stadhuis. Een stadhuis was nodig voor het onderbrengen van de archieven, voor de rechtspraak door de Schepenbank en voor het Stadsbestuur. In 1461 werd de eerste steen gelegd. Jacob van Oudenhoven schreef in zijn boek ‘Beschrijvinghe der Stad Heusden’:
“ ’t Stadthuys is het schoonste gebouw naest ’t Kasteel ende is Anno 1461 daer van den eersten Steen ghelegt volghens dit Jaerdicht:
Anno veerthien-hondert tsestigh een,
Wierd geleyt de eerste steen”.
In 1572 brak er bij het kasteel een grote brand uit. De Ridder-, Burcht-, Smits- en Engstraat, de huizen naast het kerkhof tot de Oudheusdenschepoort, het stadhuis en de Grote Kerk gingen in vlammen op.
1588 Een nieuw stadhuis
In dit jaar werd begonnen met de bouw van een nieuw stadhuis. Het werd gebouwd op dezelfde plaats waar het vorige stond. In 1589 werd het voltooid. Het stadhuis werd het meest markante gebouw dat Heusden ooit bezat en gold door de eeuwen heen als een voorbeeld van de gotische bouwkunst. De voorgevel telde drie, de zijgevel vijf traveeën die door vrij zware dammen van elkander waren gescheiden. De gevels waren gemetseld met rode baksteen, formaat kloostermoppen. Het gebouw bestond uit 4 verdiepingen; een ’onderverdieping’ of parterre, twee verdiepingen en een hoog steil dak met zolderverdieping. De vensternissen van de parterre en eerste verdieping waren halfrond getoogd, die van de tweede hadden segmentbogen. Op het dak was een dakruiter en aan weerszijden waren zeven kleine dakkapellen geplaatst. Op de hoeken stonden slanke torentjes; pinakels met piramiden.
In het midden van de smalle voorgevel stond een 40 meter hoge slanke toren, met een zware gemetselde romp. De romp had grote spitsboogvensters tussen de met banden en nissen versierde hoekpijlers. Op de toren werd een achthoekige, opengewerkte, door pinakels omgeven houten klokkentoren geplaatst, met daarop een peer met bol en windvaan. Het hout van de klokkentoren was met leien bedekt.
In deze toren werd in 1589 een 4-zijdig uurwerk aangebracht, gemaakt door Jan Dirksz Coop uit Delft. In 1590 goot Thomas Both uit Utrecht de uurslagklok (2957 pond) en 16 klokken voor de voorslag, die in de toren werden gehangen. Voorslag is een melodie voordat het uur geslagen wordt. In het dakvlak aan de Pelsestraat kwam aan de rechterzijde een open dakkapel met daarin een ruiterspeelwerk. Bij het slaan van het hele en halve uur leverden de beweegbare ruiters en soldaten op galopperende paarden hun veldslag.
1635 Een uitbreiding
In 1635 werd het stadhuis vergroot met een weeskamer, een burgemeesterskamer en een schepenbank. De secretarie werd overwelfd om de aldaar opgeslagen geschriften tegen brand te beschermen. In de Breestraat werd een zijvleugel bijgebouwd en ingericht als militiezaal voor de burgers die in krijgsdienst waren.
1788 Een reparatie
Elk jaar werd het onderhoud van dit fraaie gebouw uitbesteed. Wat niet heeft kunnen voorkomen dat het stadhuis in een dermate bouwkundige toestand verkeerde, dat het stadsbestuur enige tijd heeft moeten uitwijken naar de Schuttersdoelen in de Putterstraat.
1877 Een restauratieplan
Door de Rijksadviseur voor de ‘Monumenten van Geschiedenis en Kunst’ werd vanaf 1870 bij het Ministerie en bij het gemeentebestuur er op aangedrongen het stadhuis te restaureren. De Vlijmense notaris en journalist Willem Jan Nicolaas Landré (1840-1894) beschreef dit later in 1884 in ‘Eigen Haard: “Een bijna waggelende toren, geduchte scheuren in de muren, waarvan de stenen als uitgevreten schenen, terwijl inwendig, door de lekken in het slechte dak verteerd, vloeren en balken onder hun eigen gewicht reeds schenen te zullen bezwijken: zie daar het droevig overblijfsel van vroegere grootheid”.
In 1875 ging het stadsbestuur in zee met de Amsterdamse architect Isaac Gosschalk. De architect overhandigde op 28 september 1876 aan het gemeentebestuur een bestek, een kostenberekening en een set tekeningen voor ‘het herstellen van het Raadhuis der Gemeente Heusden’. De begroting kwam uit op een totaalbedrag van ƒ58.550,-. De subsidie van het Rijk bedroeg ƒ43.000. In januari 1877 werd het plan door de genoemde Rijksadviseur namens de Minister van Binnenlandsche Zaken goedgekeurd en werd onmiddellijk door aannemer Verhoeks uit Heusden met de uitvoering begonnen.
1877-1880 De uitvoering van de restauratie
De restauratie was veelomvattend en in feite werd het stadhuis deels afgebroken en weer herbouwd. De hoofdingang werd verlegd naar de z.g. ’uitstek’ op de eerste verdieping aan de zijde van de Breestraat door middel van een bordestrap. De deuren aan de kant van de Pelsestraat werden ramen en van het middelste raam werd een deur gemaakt. De bakstenen kloostermoppen en natuurstenen bekleding van het gebouw werden vervangen en in het metselwerk van rode kloostermoppen kwamen banen van Savonnière kalksteen, waardoor het gevelaanzicht veranderde naar de Hollandse Renaissancestijl.
Het houten dak werd geheel vernieuwd, hoewel de helft van de oude leien nog kon worden gebruikt. De dakruiter, de dakkapellen en de nis met het ruiterspeelwerk kwamen terug. Van de toren werd het bovenste houten gedeelte verwijderd en geheel vernieuwd. Binnenmuren werden verwijderd en er werden grotere ruimten gecreëerd. Om het gebouw de nodige sterkte te geven werden veel ijzeren trekstangen en –balken gebruikt.
In de klokkentoren kwam het 30 klokken tellende carillon, de uurslagklok en het uit 1675 daterende Caminade mechanische torenuurwerk weer terug. Het torenuurwerk werd al vanaf 1836 dagelijks opgewonden door de stadsklokkenisten van familie Wassen en zij hebben dat tot in 1943 volgehouden.
Op 10 september 1881 kwam een totaaloverzicht van het meerwerk en werden de kosten voor de gemeente ƒ45.000, zodat de totale kosten omstreeks ƒ88.000,- waren. Voor die tijd een astronomisch bedrag. De extra kosten voor de restauratie van het carillon, inmiddels 30 klokken, bedroegen ƒ7000 en die werden door ‘Oude Schutters van St. Joris’ betaald.
1944 De verwoesting
Een Duits ’Spreng-Kommando’ zette in de nacht van 4 op 5 november 1944 een punt achter de geschiedenis. Om tien voor half drie ontplofte een aangebrachte lading in de toren van het stadhuis. Het eens zo fraaie stadhuis was herschapen in een massagraf.
Bart Beaard