Op 29 juni 1933 werd bij gemeente Vlijmen een vergunning aangevraagd voor het bouwen van een ‘landhuisje’ in de Meliestraat op perceel Sectie H, nr. 2619. Het perceel was eigendom van gemeenteontvanger Tinie van Wagenberg. De architect en bouwmeester was Jan Luijben en de opdrachtgeefster was mej. Hendrina Janssen, sinds 1924 vroedvrouw voor Haarsteeg, Nieuwkuijk en Vlijmen. Op 6 juli 1922 gaf gemeente Vlijmen toestemming voor de bouw. De begroting was fl. 5429,-, de aanbesteding was onderhands en het werd gebouwd door het bouwbedrijf van Bertus Verboord. In 1946 werd naast de westgevel een gebruikte houten barak geplaatst als wijkgebouw voor het Wit-Gele Kruis in Vlijmen. Het gebouwtje had de afmeting van 15,4 x 5,2 meter en volgens de tekening was er een indeling met een kliniek, een lokaal voor de hoofdzuster, een ziekenzaaltje en enkele zitbanken. Op 7 januari 1950 werd op grootse wijze het 25-jarig jubileum van zuster Janssen gevierd. Na een kortstondige ziekte overleed ze op 21 december dat jaar op 50-jarige leeftijd.
Het woonhuis is gebouwd in de bouwstijl van de Amsterdamse School. Het is tweelaags en heeft een zolderverdieping met een zadeldak met wolfseinde, dat twee verdiepingen dekt. Aan de achterzijde van de woning is aan de westkant nog een bouwdeel met zadeldak, waarvan de nok evenwijdig aan de straat ligt. De twee zadeldaken zijn dan een gecombineerde dakvorm. Het dak is gedekt met rode terracotta dakpannen, type OVH-Opnieuw Verbeterde Holle. Voor de dakafwerking aan de gevel zijn gevelpannen gebruikt. De gevels van het woonhuis zijn gemetseld met ruwe roodbruine handvorm bakstenen in dikformaat (200x100x65 mm) en het voegwerk is verdiept. De schuine delen van de voorgevel hebben muurvlechtingen. De bovenlagen van alle gevels hebben een rollaag van geprofileerde stenen. Daardoor is bij de dakvoet een fraai gevormd ornament gekomen. Aanvankelijk waren er aan het dak geen goten en waren deze lagen in het zicht. Er was ook geen afvoer voor het hemelwater. Voor het vuil water en de fecaliën was er een stenen stapelput.
De voorgevel heeft op de begane grond een driezijdige erker met plat dak en een kleine houten overstek. De voordeur in de oostgevel bevindt zich in een 42 cm diepe portiek, waarvan de zijgevels enkele kalksteen banden hebben. De ronde boog van deze portiek heeft een rollaag, waarvan de aanzetten en de sluitsteen in kalksteen zijn uitgevoerd. De grote opening van de portiek op de hoek van de noord- en westgevel heeft een korfboog, de kleine opening een kettingboog. Aan de bovenzijde hebben deze bogen een afwerking met rollagen. De vensters zijn uitgevoerd als kruisvensters met aan de onderzijde vaste ramen en met bovenlichten met 4-ruits ramen.
In de voorgevel bevindt zich aan de linkerzijde een gevelsteen met een beeltenis, voorstellend een ooievaar landend een nest. De gevelsteen is natuurlijk een verwijzing naar het beroep van vroedvrouw of kraamverpleegster. In de loop der tijd bewoonden ook de zusters A. Paardekoper en E. Jennekens dit pand.
Bart Beaard