In juni 1975 volgt er een hoorzitting in Café de Hut te Haarsteeg over de plannen betreffende de Haarsteegse Wiel. De burgemeester legt uit dat nu het plan is de wiel als natuurgebied te behouden en zelfs in een betere toestand te brengen. De grote plannen zijn nu teruggedraaid om het natuurgebied in stand te houden. Er worden nog wel een aantal voorzieningen aangebracht om het zwemmen te kunnen combineren met handhaving van het natuurgebied (o.a. fietsenstalling, toiletgebouw, parkeerterrein). Onder de vele sprekers komt Janus eveneens aan het woord. Hij stelt dat het primair om de mens gaat en hij vindt het niet juist dat anderen de mensen het zwemmen willen onthouden. Verder komen er zowel voor- als tegenstanders van het plan aan het woord. Volgens de burgemeester is het plan gebaseerd op maximaal 1.000 dagrecreanten.

Verder volgt er een discussie over o.a. het opspuiten van het geplande strandbad, parkeren en de noodzaak van de te bouwen toiletgebouwen etc.

Ten slotte merkt de burgemeester op dat de plannen nu wel voldoende besproken zijn. Hij is van mening dat het een goed plan is, dat nog besproken zal worden met een milieu-instantie.

De werkgroep ’Haarsteegse Wiel’ komt al snel met een reactie en men vraagt zich af of er wel genoeg onderzoek is gedaan naar de recreatiebehoefte en de consequenties voor de fauna, flora en de kwaliteit van het water en de consequenties van de verwachte toename van de recreatie?

In augustus verschijnt in het Brabants Dagblad een uitgebreid artikel over een alternatief plan van de werkgroep, waarbij de doelstelling is om de wiel als natuurgebied te behouden en te beschermen. Er zijn al verschillende waardevolle gebieden in de gemeente verloren gegaan: de Konijnenberg en de Nieuwkuijkse Wiel. Het plan om een strandbad op te spuiten kan al helemaal niet. Eerst moet er een biologisch onderzoek plaatsvinden. De werkgroep doet gelijk een beroep op de 5 aanwezige raadsleden om de werkgroep te steunen.

Naar aanleiding van de hoorzitting van juni heeft de gemeente advies gevraagd aan de Brabantse Milieufederatie. De federatie heeft zich bereid verklaard een advies uit te brengen. De gemeente bericht in oktober dat men het advies afwacht en de verwachting is dat in de loop van 1976 e.e.a. in de gemeenteraad aan de orde zal komen. Ook zal er met de werkgroep nog in overleg worden getreden over het recreatieplan.

In de gemeenteraad worden over de kwestie vragen gesteld. De gemeente stelt dat op basis van de onderzoeken naar de waterkwaliteit in 1975 blijkt, dat het college niet in gebreke is geweest. Van de 13 onderzoeken waren er 6 goed, 6 goed ofwel goed/matig en 1 slecht.

Onderzoek Haarsteegse Wiel

Twee dijkdoorbraken op vrijwel dezelfde plek, in 1610 en 1740, hebben de diepste wiel van Nederland opgeleverd:19 meter. Omdat de twee nieuwe ringdijken om de wiel aan de kant van de rivier werden aangelegd, heeft de rivier geen directe invloed meer gehad op de sedimentatie (bezinking) in de wiel. In 2007 begint de Geologische Dienst Nederland in samenwerking met fysisch geografen van de Universiteit Utrecht in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water een onderzoek naar de Haarsteegse Wiel. Het doel is om uit niet-verstoorde sedimentaire afzettingen, zoals de opvulling van een wiel, informatie te halen over de kwaliteit van het oppervlaktewater, zo mogelijk vóór grootschalig ingrijpen van de mens, en inzicht te krijgen in de geschiedenis van landschap en landgebruik. De Haarsteegse Wiel voldoet uitstekend aan deze eis.

De diepte van de wiel wordt in kaart gebracht en er worden boringen gezet. Uit het noordelijk deel (de doorbraak van 1740) is één lange kern van 3,5 meter omhoog gehaald die de volledige geschiedenis van de wiel, na herstel van de dijken, weergeeft. De kern bestaat voor het overgrote deel uit gyttja (organisch bezinksel), dat vooral bestaat uit resten van planten en waterdieren. De zandige inschakelingen, die duidelijk afwijkende magnetische eigenschappen bezitten, zijn karakteristiek voor perioden met overstromingen: door een overstroming komt er klastisch sediment in de wiel. De historisch bekende overstromingen van 1795, 1799 en 1809 zijn op een diepte tussen 245 en 215 centimeter in de kern teruggevonden en op 80 centimeter diepte zit de overstroming van 1880.

Voor datering van de bovenste 70cm is gebruik gemaakt van cesium-137, een element dat niet natuurlijk voorkomt, maar in de atmosfeer terecht is gekomen door kernproeven en rampen met kerncentrales zoals Tsjernobyl in 1986. Opvallend is ook dat de uitbarsting van de vulkaan de Laaki op IJsland, die van juni 1783 tot februari 1784 vrijwel heel Europa in een gele, stinkende mist gelegd heeft, in de kern teruggevonden is als vulkanisch glas.

De ouderdom van het oudere sediment is gedateerd met behulp van overstromingen bekend uit historische bronnen en seizoensgebonden invloeden.

Boekweit en chroom

De pollen in de kern laten zien, dat er in de 18de en het grootste deel van de 19de eeuw voornamelijk boekweit geteeld werd. Als in 1875 in Nederland een landbouwcrisis uitbreekt door de goedkope import van granen uit de Verenigde Staten van Amerika en Rusland, gaan de boeren massaal over op veeteelt. Het pollenbeeld in de kern laat dit duidelijk zien. Goed herkenbaar is ook de introductie van kunstmest aan het begin van de 20ste eeuw. Pollen van haver, hennep, tarwe en rogge komen voor het eerst voor in het sediment; de gewassen kunnen dichter gezaaid worden, waardoor er minder zand verstoven wordt en het zandgehalte in de kern afneemt.

Met het gebruik van kunstmest komen er niet alleen pollen van nieuwe gewassen in de wiel; de kwaliteit van het grondwater gaat sterk achteruit. Het fosforgehalte van het water vóór de komst van kunstmest lag stabiel onder de 30 μg per liter. Na 1920 stijgt het gehalte naar 40 μg; rond 1980 stijgt het fosforgehalte abrupt naar 60 tot 80 μg per liter. Die laatste sprong is te wijten aan de massale productie van snijmaïs met overdadige bemesting. Naast bemesting is ook de industriële ontwikkeling in het gebied goed terug te vinden in het sediment. Leerlooierijen en melkfabrieken die zich vanaf 1885 in deze streek vestigden, veroorzaken duidelijk een toename in de concentratie van chroom en zwavel.

Bert Meijs

bmeijs@planet.nl