Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.

1952. Twee buurmannen in het buitengebied weten een bijt-probleem van een herdershond op te lossen. Wat is er gaande? Op het erf van buurman Koekkoek lopen vier konijnen in een met gaas afgezette kooi. Als Koekkoek op een zomerochtend buiten komt, ziet hij dat alle vier de konijnen dood zijn. Het bloed stijgt naar zijn hoofd, hij is pis- en pisnijdig. In zijn beleving moet het de hond van buurman Nijma zijn geweest. Zijn gedachten gaan razendsnel terug naar vorig jaar toen diezelfde hond enkele ganzen heeft doodgebeten. Koekkoek loopt witheet naar binnen, pakt zijn vuurbuks (6 mm geschut) en gaat in de schuur zitten. Hij denkt dat de hond terugkomt en niet veel later ziet hij inderdaad de hond aankomen. Het dier springt met gemak over de heining en snuffelt aan de dode konijnen. Koekkoek aarzelt niet en schiet. De hond valt neer, bloedt hevig maar wil opstaan. Een tweede schot klinkt en het blijkt het dodelijke eindschot te zijn. Buurman Nijma is op het geluid van de schoten naar buiten gekomen, ziet zijn buurman met de vuurbuks in de hand en als hij dichterbij komt ook zijn dode hond.

Geldboetes

Die middag fietst Bromsnor op verzoek van zijn baas naar de plaats delict. De hond ligt onder een deken en de heer Nijma doet zijn verhaal. Korte tijd later loopt Bromsnor naar de buurman van de konijnen die zijn kant van het gebeuren toelicht. De vraag die Bromsnor de mannen stelt is de volgende: jullie willen allebei aangifte doen. De één omdat zijn hond dood is, de ander omdat vier konijnen dood zijn. “Ik heb al jullie gegevens en ga dit op het bureau uitwerken. Morgen kom ik terug.” Overleg met zijn baas volgt waarbij Bromsnor een voorstel doet. “Deze twee mannen wonen al heel hun leven naast elkaar. Is dit voorval het einde van hun buren-vriendschap? Moeten we de rechter laten bepalen wie er fout zit?” De adjudant kijkt bedenkelijk, waar wil Bromsnor naartoe? “Wat is je voorstel”, vraagt hij. “De kans is groot dat de rechter geldboetes gaat uitdelen. Een vergoeding voor de doodgebeten konijnen, een boete omdat je niet zo maar een bijtgrage hond los mag laten lopen, een vergoeding voor de doodgeschoten hond, een fikse boete voor het niet hebben van een wapenvergunning. Als veldwachter zou ik iets anders zeggen: Heren, u heeft beiden fouten gemaakt maar weegt dat op tegen uw jarenlange vriendschap? Los het financieel (net als vorig jaar met die ganzen) samen op. Ga desnoods als grote kerels aan weerskanten van het biechthokje zitten.” De adjudant fronst zijn wenkbrauwen. “Ik vind het een vreemde manier van oplossen. Werk de aangiftes van beide mannen uit en laat zijdelings jouw voorstel vallen. Wie weet is de rechter niet nodig.”

Naar de rechter?

Bromsnor gaat de volgende dag met de uitgewerkte verklaringen terug en laat min of meer als grap vallen dat ze beiden eens met meneer Pastoor moeten gaan praten. Een week later rijdt Bromsnor andermaal naar Buurman en Buurman. “Nee veldwachter, we tekenen niet. We hebben uw voorstel met meneer Pastoor besproken en die heeft ons weer bij elkaar gebracht. Financieel hebben we het opgelost en dankzij u en de kerk gaan we weer als goede buren samen verder.” Buurman Nijma loopt naar zijn schuur, haalt zijn vuurbuks en overhandigt dit aan Bromsnor. “Ik wil dat ding niet meer in huis hebben. Geef me maar een boete maar neem dit geweer alsjeblieft mee.”

Niet veel later fietst de veldwachter met de vuurbuks over de schouder terug naar het dorp, terug naar het bureau. De adjudant is positief verbaasd en verrast.