Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw had Heusden nog ongeveer tien stadsboerderijen, groot en klein. Met uitzondering van ‘de laatste boer’, Wim van den Bosch (1934), zijn alle boeren overleden. Van den Bosch woont op de locatie van zijn oude boerderij aan de Demer.

Door Hans van den Eeden

Veel oudere Heusdenaren herinneren zich de markante vader van ‘Wimke’: Nolleke van den Bosch. Hij reed met zijn aanhangertje achter de fiets door de vesting om zijn fruit, met name aardbeien en groente, aan de man te brengen. Populair waren sla, aardappels, boontjes, andijvie, boerenkool, prei, sperziebonen en aardbeien. In de oorlogsjaren werden deze producten door vader Nolleke in een hondenkar in Heusden thuis bezorgd. Omdat de boerderij pal aan de wallen, die in gebruik waren als groentetuin, grensde, werd daar royaal gebruik van gemaakt.

Wim(ke) woont thans in een gerestaureerd huis op de locatie van de voormalige boerderij. Aan de achterkant van zijn woning heeft hij zicht op zijn voormalig weiland. Verderop liggen de fraaie en markante wallen. In zijn huiskamer herinneren foto’s aan het agrarisch verleden. De met gras begroeide wallen werden door vee begraasd. Als de fotoboeken op tafel komen, vertelt Wim, dat het boerenbestaan zijn leven heeft bepaald. Onmiddellijk na zijn vijf jaar lagere school ging hij als twaalfjarige bij het boerenbedrijf werken.

Melkfabriek

Wim vertelt dat de jaren zestig de glorietijd van het boerenbedrijf vormden. “We hadden bijna twintig koeien. Daarmee waren we een belangrijke leverancier van de melkfabriek Isidoris in Luttel-Herpt. Deze fabriek is gesloten en heeft een woonbestemming gekregen. Verder hielden we ruim honderd varkens.” Hij leerde met de hand koeien melken. Later werd met een mobiele melkwagen machinaal gemolken. De melk werd per schip vanuit de haven van Heusden naar Rotterdam vervoerd. “Als koeien te weinig melk leverden, werden ze via de veemarkt in Den Bosch verkocht. Voor het zover was werden de koeien, voor een betere opbrengst, vetgemest.” Heusdense boeren verkochten regelmatig hun vaarzen aan de slager. Van den Bosch, maar ook andere boeren, pachtte grond bij Herpt, Oudheusden, over de Bergsche Maas in Nederhemert-Zuid en in de uiterwaarden. Via het gratis pontje ‘Het Bernse veer’ ging het ‘heen en weer’.

Vroeg uit de veren

“Als jongeman was ik al vroeg in de morgen uit de veren. Het was hard werken, maar het gaf veel voldoening.” De boerderij met varkensstal bleef tot 1985 in gebruik. In november 1988 werd het complex, op de voorgevel na, gesloopt. Restauratie volgde. “De strengere milieuwetgeving maakte het de vestingboeren moeilijker. Waar ik nu woon, was vroeger het koetshuis. Heusden was doordrenkt van agrarische activiteiten.” Burgemeester Honcoop, die aan de Putterstraat woonde, was deeltijdboer. “Onze koeien werden vetgemest en daarna verkocht. Dat gold ook voor de varkens.” Van den Bosch was tot 2005 actief in de tuinbouw en leverde aan de veiling in Drunen. Zijn vrouw is enige jaren geleden overleden. Wim van den Bosch schuift graag voor een maaltijd aan bij het Zorgcentrum Antonius. Met oudere Heusdenaren haalt hij graag herinneringen over de ‘goeie ouwe tijd’ vol nostalgie op.

Gloriejaren

Op basis van de ervaringen van de geboren en getogen Heusdenaar Pieter Verschuren (1944) weten we meer over de achtergronden van vader en zoon Van den Bosch. “De weidegronden en akkers lagen min of meer buiten de vesting. De stadsboeren moesten regelmatig dealen met de schelmenstreken van de jeugd. In dit pré-digitale tijdperk zocht de jeugd regelmatig hun vertier voornamelijk op de stadswallen. Verder waren ze vaak bij de met wilgenstruiken en riet begroeide stadsgrachten te vinden. Deze boden de voornamelijk mannelijk Heusdense jeugd een goede reden om van huis weg te zijn. Zo had Van den Bosch een stuk grond aan de noordkant van de Bergsche Maas in gebruik. Hij weidde er regelmatig zijn paard, een zwaargebouwde ruin met weinig werklust. Zo zag ik door de ramen van de R.K. jongensschool aan de Demer hoe op het weiland van de boerderij het paard van Nolleke op een commando stokstijf bleef staan. Dit ontlokte vervolgens een luid en in de klas goed hoorbaar vloeken van Nolleke. Daardoor ging het nukkige beest onmiddellijk rennen. Maar dit kwam door de steentjes en de projectielen, die afkomstig waren van de kwajongens, zoals ik. Door de paardenhoeven losgetrapte kluiten vlogen daarbij in het rond. Ik moet achteraf helaas bekennen: het gaf ons een euforisch gevoel.”