Als kereltje van negen jaar kijk ik net als ieder ander kind uit naar twee weken vakantie. Het is de winter van 1962-1963 die te boek staat als een van de koudste van de vorige eeuw. Vakantie betekent op de laatste schooldag chocolademelk en een rapport met twee achten voor vlijt en gedrag. Een hoger cijfer kun je op de openbare school niet halen want hoe paradoxaal, de 10 is voor onze Lieve Heer en de 9 voor de meester. Dat rapport laat ik aan iedereen zien en menigeen geeft na een blik op de cijfers een of meer muntjes voor de spaarpot. Misschien mag ik na de kerst een paar rotjes gaan kopen.

Daags vóór kerst is het steenkoud en vertrekken we richting mijn grootmoeder. Op eerste kerstdag wordt ze 71 jaar en net als ieder jaar wordt het vast een fijne verjaardag. Op kerstavond zingen we over Stille Nacht, over Jezus die in een kribbe ligt, over het Nu zijt wellekome. Krijgen we morgen weer bowl met een heerlijke toef slagroom? Oma woont in bij mijn oom, tante en neefjes. Uiteraard is er een fraaie kerstboom in de hoek van de kamer met moderne elektrische kaarsjes. ’s Avonds mogen we in het grote bed van oma slapen. Terwijl buiten een ijskoude oostenwind staat te loeien, kruipen wij er diep onder. De kruik verwarmt onze tere voetjes en de volgende ochtend staan de ijsbloemen op het slaapkamerraam. Aan het eind van deze eerste kerstdag, gaan we terug naar huis. Dat betekent in de vrieskou eerst een eindje met de trein en daarna de bus. Bij het busstation moeten we wachten in het koffietentje waar het gelukkig warm is. We krijgen wat lekkers. De mevrouw die de baas van het koffietentje is, kijkt boos en chagrijnig maar dat mag de pret niet drukken. Verbaasd zie ik de chauffeurs de loeihete koffie naar binnen werken omdat hun bus op tijd moet vertrekken. Zij schenken de koffie op het schoteltje zodat het zwarte goud afkoelt. Slurpend verdwijnt de koffie in hun koude lijf.

Eenmaal thuis wacht geen sfeervol huis maar een ijskelder. De kolenkachel moet aangemaakt worden met houtjes, turf en een beetje petroleum. Met de muts op, de sjaal omgeslagen en de wantjes nog aan wachten we tot het een beetje warm wordt bij onze eigen kerstboom. Echt gezellig wordt het deze avond niet meer. Het is 25 december en onze Flappie leeft nog. Maar dat gaat nog vóór het eind van het jaar veranderen.