Toen in 1893 Drunens burgemeester Gerard Schreppers eervol ontslag werd verleend, maakte Drunens notaris J.H.A. Loeff zich zorgen over het onrustige Drunen. Die onrust werd veroorzaakt door de problematiek rondom de tiendrechten en het moeizame verloop van de noodzakelijke grondaankopen voor de aanleg van het Afwateringskanaal en de Langstraatspoorlijn. Loeff vond landbouwer Cees van Hulten (1855-1944) een krachtig bestuurder en haalde hem over te solliciteren naar het ambt van Drunens burgemeester. Loeff had over de benoeming ook contact met Paulus Jan Bosch van Drakestein, Commissaris van de Koningin. Op 25 april 1893 werd Van Hulten door Koningin Emma benoemd tot burgemeester van Drunen. In 1892 liet Van Hulten de woning Grotestraat 17 bouwen, waarin hij woonde tot 1942. In dat jaar werd de woning gevorderd door de NSB-burgemeester Joh. Ramaekers. Doordat in 1944 de kerk en pastorie door oorlogshandelingen verwoest werden, kreeg dit pand tot 1955 de bestemming van pastorie van de R.K. parochie. De woning is een gemeentelijk monument.

Het pand met rechthoekige plattegrond heeft twee bouwlagen, waarvan één onder het dak, en een zolderverdieping. Het pand richt zich naar het schuine verkavelingspatroon. Het zadeldak met nok ligt loodrecht op de perceelsgrens. Het dak is gedekt met gesmoorde blauwe kruispannen. In het dak bevindt zich een houten dakkapel met driehoekige timpaan en fraai gesneden wangen. Het kozijn bevat stolpramen met getoogde bovenrand. Het dak ligt tussen eind- of topgevels met schoorstenen. Deze gevels zijn in hardgrauw baksteen opgetrokken en hebben een afdekking in de vorm van een ezelsrug.

De voorgevel is gemetseld met boerengrauw bakstenen, gemetseld in kruisverband en gevoegd met witte lintvoeg. De stootvoegen zijn minimaal en gevoegd. De symmetrische gevel is verdeeld in vijf traveeën. In het midden is een risaliet en op de hoeken zijn lisenen, die alle een halve steen zijn uitgebouwd.

De bovenzijde van de gevel heeft een kroonlijst met bakgoot, die de lijn van de gevel volgt. Boven in de gevel is een fries met tegels in bloemmotief. Onder en boven deze de fries zijn enkele uitgemetselde baksteenlagen. De kozijnen van de vier vensters en de voordeur zijn aan de bovenzijde getoogd met daarboven anderhalve steen hoge rollagen. De bovenlichten van de ongedeelde schuiframen en de voordeur zijn voorzien van glas-in-lood.

Het kozijn van de voordeur is ca. 30 cm. terugliggend geplaatst. De voordeur is opgelegd met houten delen in de vorm van driehoekige timpaan, pilasters en basement. De voordeur heeft een gietijzeren rooster met aan de binnenzijde een draaibaar glasraam. Bijzonder zijn de bronzen deurgreep en brievenbus. De ca. 40 cm hoge cementpleister plint van het pand is grijs geschilderd. De ingang heeft een twee treden hoog hardstenen bordes.

Bart Beaard