Belgische vluchtelingen

Albert Jansens dient, als directeur van het klooster te Nieuwkuijk, een declaratie in bij het gemeentebestuur van Nieuwkuijk voor de levering van ’verschillende voedingsmiddelen, brandstoffen en geneeskundige hulp’, gedurende de maand januari 1915. Geleverd is:

door de slagers Merkx, 70 kg vlees ad 1,00 fl. 70,00

door de slagers Boelen, Van der Ven, Van der Lee en Van Falier, ieder 70 kg 280 kg spek ad. 0,80 - 224,00

door de bakkers F. v. Dommelen, v.d. Geld, v, Eeten en Blankers ieder 750 broden, in totaal 3000 broden ad 0,15 - 450,00

A. v. Dommelen, 125 kg boter ad 1,00 - 125,00

Car. v. Dommelen, G. de Bonth, Fr. Keetels, W. Verhoeven,A. Coppens, J. Pelders, H. v. d. Ven, M. v. Eeten, J.Schalkenen J. v.d. Lee, geleverde

koloniale waren - 1.015,40

J. Mommersteeg, J. v. Kuik en A. Herpt, samen totaal geleverd 360 liter melk ad 0,09 - 32,40

J. van Kuik, 2000 kg en wed. A. Schelle 1.500 kg aardappelen, totaal 3500 kg ad 4,00 per 100 kg - 140,00

A. v. Loon, 600 kg zuurkool ad 12,00 per 100 kg - 72,00

J. Lommers 110 hl. Steenkolen ad 1,05 per hl. - 115,50

A. v.d. Lee 97 en W. v. Wijk 80 ltr. Petroleum, in totaal 177 liter ad 0,10 per ltr. - 17,70

wed. A. Schelle 600 bossen stro ad 0,08 per bos - 48,00

Dr. Van Seters, Drunen - 31,18

Totaal fl. 2.341,18

Ook de maanden daarna worden nog kosten gemaakt voor de vluchtelingen. Maar die overzichten zijn helaas niet meer compleet.

De Centrale Regeringscie vraagt in een brief van 14 januari 1915 aan het gemeentebestuur van Nieuwkuijk of er Belgische meisjes bereid zijn om naai- en breiwerk te verrichten, en welk materiaal en hoeveel naaimachines daarvoor nodig zijn? De kosten worden vergoed door het Rockefeller Institute in Amerika. De gemeente geeft aan dat 14 meisjes naaiwerk willen verrichten en er zijn 8 naaimachines nodig.

Dringend verzoek

Begin februari wonen er in het klooster nog 216 vluchtelingen. Op 24 maart schrijft het klooster een brief aan de burgemeester van Nieuwkuijk. Men deelt de burgemeester mee dat het verblijf van de vluchtelingen en het werk en de regelmaat van het klooster onverenigbaar zijn en dat de gebouwen van de school met Pasen ontruimd moet zijn. Op 29 maart 1915 schrijft Jansens aan burgemeester Van den Broek, dat de abt ’verlangend is, dat die Belgen het klooster verlaten. Zij worden veel te vrij en dat zal langzamerhand nog erger worden.’ De abt wil ’dringend’ dat de vluchtelingen in de week na Pasen, dus voor 10 april, het klooster verlaten hebben. De meesten willen naar huis en hij verwacht dat een 25 tal, elders geplaatst moet worden. Ook kaart hij nog een schoenenkwestie aan, die hem veel gezeur en last heeft bezorgd. Hij merkt op dat het ’niet kan velen dat de een nieuwe schoenen krijgt en dat bij anderen ze slechts gerepareerd worden. Ze willen allemaal nieuwe schoenen.’ Ook klaagt Jansens over een mevr. Wanq (?) die beter dan wie ook bedeeld is geweest. Nu zij niks meer bij Jansens gedaan kan krijgen, gaat ze Van den Broek lastig vallen. Hij verzoekt nu de burgemeester niet meer naar iedereen, zonder een briefje van hem, te luisteren. Hij stelt verder voor de 3 Belgische meisjes die in de keuken helpen wel een paar nieuwe schoenen te geven. Hij informeert tevens naar de gezondheid van Van den Broek. Die gezondheid is kennelijk niet erg goed, want Van den Broek komt enkele weken later, op 28 april 1915 te overlijden. De Regeringscommissaris voor de vluchtelingen in Noord Brabant en Zeeland deelt op 2 april mee, dat de vluchtelingen op 9 april van het klooster worden overgeplaatst naar het vluchtoord te Uden. Uiteindelijk worden 6 vrouwen,10 mannen, 7 kinderen beneden de 10 jaar en 10 kinderen van 12 tot en met 15 jaar overgeplaatst.

Financiële- en vervangingsproblemen

Door het oproepen bij de mobilisatie van de soldaten krijgen veel werkgevers personele problemen en diverse families komen door de mobilisatie vaak in financiële problemen.

Op 15 januari 1915 dient Adriana van Son, uit Nieuwkuijk (Adriana is mijn oma, zij bevalt op 10 februari 1915 van mijn moeder Johanna Maria van Son en kort daarna komt ze op 28 april 1915 te overlijden) een schriftelijk verzoek in bij de Minister van Oorlog voor financiële ondersteuning; ze kan zich niet in haar levensonderhoud voorzien. Ze is op 13 januari 1915 getrouwd met Jan van Son (mijn opa), die bij de mobilisatie is opgeroepen bij het 2e Regiment Infanterie, 3e Bataljon Gorinchem. Begin juni schrijft Jan van Son aan de Minister dat zijn vrouw overleden is en hij zich niet met de opvoeding van zijn kind kan inlaten en dat aan buren moet overlaten. Hij krijgt echter maar fl. 0,35 per dag voor zijn kind en dat is niet voldoende om in alle noden te voorzien. Hij vraagt daarom om een hogere vergoeding.

Cornelis van Wezel uit Drunen heeft drie kinderen, twee zonen zijn al onder de wapenen. Van Wezel heeft een groot landbouwbedrijf en weet samen met zijn jongste zoon en werklui zijn bedrijf zo goed mogelijk uit te oefenen. Hij is 62 jaar en kan het zware werk bijna niet meer aan en nu moet ook zijn jongste zoon onder de wapenen. Uit pure wanhoop schrijft hij een brief aan koningin Wilhelmina met het verzoek om vrijstelling voor zijn jongste zoon Johannes.

Bert Meijs

bmeijs@planet.nl