Eén keer per week reed de vuilniswagen in de jaren vijftig en zestig de straat in. Twee stoere mannen hingen de zinken vuilnisemmer achteraan de wagen, trokken aan een soort hefboom waarna de emmer geleegd werd. Het was een heel lawaai met die ouderwetse emmers. Die kerels droegen handschoenen waar ik als ventje met verbazing én verwondering naar keek. Er zaten spijkers in. Hoe kon dat bestaan? Dat moest toch enorm pijn doen? Het zullen wel dezelfde soort ‘spijkers’ geweest zijn als in de spijkerbroek maar dat wist ik toen nog niet.

Probleem

Afval. Het is in deze tijd een lastig probleem want waar laten we al onze vuilnis? Privé scheiden we anno 2024 zoveel als kan waardoor we zo min mogelijk restafval hoeven aan te bieden. Plastic niet bij het restafval en ook blik en glas bewaren we apart. Mensen met kleine kinderen kunnen de luiers separaat inleveren. Als ik kritisch kijk naar de hoeveelheid afval van ons tweepersoons huishouden, schrik ik ervan. Iedere week een zak met plastic, iedere week een tas met lege flessen en glazen potten, iedere week een aantal luiers want opa en oma passen natuurlijk op. Hoe anders was dat vijftig en zestig jaar geleden.

Schillenboer

Wij hadden thuis, net als ieder ander, een zinken vuilnisemmer. Al het afval van ons viertjes ging daarin, behalve het oud papier voor de school en de schillen want die werden door een boertje opgehaald. Soms mocht ik een eindje mee op zijn kar die getrokken werd door een ponypaardje. De zinken emmer bleek groot genoeg om de vuilnis van vier personen in aan te bieden. Als je heden ten dage naar die ouderwetse vuilnisemmer kijkt, sta je versteld: kon daar het afval van een heel gezin in?

Niet zo, maar zo!

Het is een feit dat als mensen het economisch beter krijgen, ze ook meer afval produceren. Dat gebeurde ook begin jaren zestig. Ranja verruilde met priklimonade, losse producten als erwten, bonen en rijst werden opeens verkocht in een doosje, de tube tandpasta ging ook in een doosje met daar omheen een laagje plastic enz. Onze vuilnisbak bleek te klein en regelmatig kwam het voor dat de emmer met een half open klep aan de straat werd gezet. Dat vonden de mannen met hun spijkerhandschoen niet leuk. Het duurde niet lang of op de vuilniswagen kwamen twee grote tekeningen te staan van een vuilnisemmer. Eentje met een half open klep (‘niet zo’) en eentje met een gesloten klep (‘maar zo’). Als mijn vader het vuil met zijn politierijlaars nog eens goed had aangestampt en de bak aan de straat had gezet, stond de klep soms toch nog ietsje open. De mannen leerden ons dat snel af want er werd op het raam geklopt en gewezen op de tekeningen op de wagen: “Hee, let eens op. Niet zo, maar zo.” Zo’n reprimande wilde je maar één keer want we waren toen nog een volgzaam volkje.