De meeste mensen nemen de kortste route door het smalle zijstraatje, om naar het centrum toe te gaan. De meeste winkels zijn daar al vertrokken naar een bredere straat. Ik stop voor de etalage van een schoenmakerswinkeltje en duw de deur over de kromgetrokken drempel heen. Een belletje klingelt.
De winkel lijkt van binnen wel een museum. Tegen de wand staat een soort flatgebouw van schoenendozen, waarop wat stoffige schoenen staan.
Ineens wordt mijn neus gevuld met de geur van leer, lijm en schoensmeer, die verspreid wordt door een oude ventilator, die op de versleten toonbank staat.
Een oude man komt, terwijl hij zijn handen afveegt aan zijn versleten schort, naar de toonbank toe gelopen en vraagt aan mij: ”Wat kan ik vandaag voor u doen.” Ik zet mijn schoenen op de toonbank en en kijk de oude man aan. Voordat ik ook maar iets kan zeggen zegt de oude man: ”ik zie het al, versleten hakken.” en hij pakt de schoenen van de toonbank. ”Krijg ik nog een bonnetje dat ik mijn schoenen heb afgegeven?”, vraag ik aan hem.
”Nee hoor”, zegt hij. ”Het duurt maar even, geef mij 11 minuten.”
”Ik wil u niet opjagen hoor, ik heb alle tijd”, geef ik aan. ”U ziet er anders uit of u haast heeft”, antwoordde hij.
”Nee hoor”, zeg ik. Hij draait zich om met mijn schoenen, loopt naar zijn werkplek en zegt: ”Dat is lang geleden dat ik dat gehoord heb.”
De geur van lijm, geklop en het snerpend geluid van de schuurmachine trekken mijn aandacht. Na 10 minuten is hij al klaar en zet de glimmende schoenen op de versleten toonbank. ”Dat is 14 euro”, zegt hij. ”U kunt hier niet pinnen, alleen contant betalen.” Ik geef hem het geld.
De kassa rinkelt enige keren en de oude man zegt ‘tot ziens’.
De deurbel klingelt en 2 minuten later sta ik in het centrum van de stad, waar de mensen haastig langs de etalages van een modern en onpersoonlijk warenhuis lopen. Ik vraag mij af hoe lang het schoenmakerswinkeltje het nog vol zal houden.
Laat het langer zijn dan mijn nieuwe hakken.
Jules Faber