Ik heb geen voorliefde voor het openbaar vervoer, maar het kan soms verrekte makkelijk zijn. Vooral nu ik mijn werkzaam leven achter mij heb gelaten.
In mijn tijd moest je op vaste werktijden gaan werken. Altijd maar weer, in de drukke ochtend- en avondspits, gebruik moeten maken van het openbaar vervoer was niet alles. Alhoewel ik altijd maar optimistisch bleef en de humor van de gebeurtenissen zag.
Dat ik nog veel van het openbaar vervoer gebruik maakte, was nog voor de Me Too beweging. Zo stond ik tijdens de spits, op een koude winterochtend op de bus te wachten. Toen die uiteindelijk kwam, leverden de reizigers slag om een plaatsje in de aangename warme bus te bemachtigen.
Ook ik stond opeengepakt tussen de mensen, tegenover een vrouwelijke medepassagiers die ondanks de drukte, haar gevoel voor humor niet had verloren.
Ze zei tegen de man die naast haar stond: ”Zo dicht sta ik anders pas tegen iemand aan bij de derde afspraak.”
Een week later stond dezelfde vrouw weer bij de bushalte, het was slecht weer en de bus zat al bijna vol. Op het moment dat de bus stopte en de deuren open gingen, rende ze samen met een man die van de tegenovergestelde richting kwam door de bus, op zoek naar een zitplaats.
De vrouw kwam gelijktijdig met de man aan bij de vrije zitplaats. Maar de man drong zich ongemanierd voor en ging zitten.
De vrouw leek even overdonderd te zijn. Maar je zag, dat ze het daar niet bij zou laten.
Ze pakte de arm van de man en tilde zijn arm omhoog en riep met luide stem door de bus: “De winnaar!”
Omdat iedereen hem aan keek, voelde de man zich zo ongemakkelijk dat hij opstond. Met een brede glimlach op haar gezicht ging ze op de stoel zitten.
De passagiers tegenover haar zei: ”Dat heb je slim opgelost, het zijn altijd dezelfde mensen die brutaalweg stoelen in pikken.”
”Dank je”, zei de vrouw met een glimlach op haar wangen.
Jules Faber
jlfaber@hetnet.nl