Aan het begin van de 20e eeuw waren in Nederland de woonomstandigheden van de arbeidsbevolking vaak erbarmelijk, niet alleen op het platteland maar vooral ook in de steden. Door de trek van arbeiders op zoek naar werk waren de grote steden volledig uit hun voegen gegroeid. In volksbuurten woonden duizenden gezinnen opeengepakt in sloppen en nauwe doorgangen waar bijna geen daglicht kon binnenkomen. Kinderen groeiden op in vervallen krotten, klamme kelderwoningen of afgeschotte zolders. De particuliere bouwinitiatieven konden het probleem niet oplossen. Aan deze misstanden moest de ‘Woningwet 1901’ een einde maken. Met financiële steun van de overheid werd het mogelijk goede en betaalbare woningen te bouwen. Voor aanvragen bij het Rijk voor de voorschotten, voor het bouwen en verhuren van de woningen moesten wel woningbouwverenigingen worden opgericht. Zo ook in Drunen, waar in 1916 de woningbouwvereniging ‘Drunens Welzijn’ werd opgericht. In de Torenstraat staan nu nog twaalf arbeiderswoningen (rechts 67/69, 75, 79/81) en links 60/62, 64/66, 68/70) die ons nog aan deze ontwikkeling herinneren.

De oprichting

Vanwege richtlijnen van het Rijk werd in 1916 het initiatief genomen om een woningbouwvereniging op te richten. ‘Bij Koninklijk Besluit per 24 mei 1918 werd de woningbouwvereeniging Drunen Welzijn, gevestigd alhier, toegelaten als vereeniging uitsluitend in het belang van de verbetering van de volkshuisvesting werkzaam’, aldus de Echo van het Zuiden. In september 1918 hadden voorzitter A.J. van de Wiel (1869-1953) en secretaris-penningmeester M. Veltman (1875-1953) met een Rijksadviseur gesproken over de mogelijkheden voor het verkrijgen van voorschotten voor het bouwen en verhuren van woningen. Zij hadden de gemeenteraad hierover geïnformeerd. In het Proviniaal Verslag van 1919 werd vermeld dat de vereniging een voorschot kon krijgen van hoogstens Fl. 540,- voor de aankoop van grond en een voorschot van hoogstens fl. 83.000 voor de bouw van twintig arbeiderswoningen.

Het bouwen

Door de vereniging werd de benodigde bouwgrond aangekocht voor het eerste plan. Door architect Jan van Vlijmen (1869-1953) uit Vlijmen werd een ontwerp voor de woningen gemaakt en in november 1918 was de aanbesteding. In dit plan ging het om 14x2 woningen in de Torenstraat en 4x2 woningen in de Lange Heide, (later Badhuisstraat, nu Lipsstraat). De eerste huurders betrokken in mei, juni en juli 1919 de woningen. De vereniging vroeg in 1920 aan de raad om de naam Hooge Papensteeg te veranderen, omdat het woord ‘steeg’ niet meer paste, nu er zoveel woningen gebouwd waren. De naam werd veranderd in Torenstraat. Voor het bouwen van twee blokken van twee woningen in de Lange Heide werd op 12 april 1919 met f7850 ’t laagst ingeschreven door J. de Bont uit Nieuwkuik. Voor eenzelfde project in de Heisteeg (nu Kasteeldreef) door J. Blankers uit Nieuwkuijk voor f7950. Tot en met 1920 zijn er door de vereniging 44 woningen gebouwd en dat zijn er nooit meer geworden.

Architectuur

De eenlaagse woningen werden in blokken van twee gebouwd met een zadeldak waarvan de nok evenwijdig aan de straat ligt. Op de dakeinden zijn zadeldaken met een lagere nokhoogte, die haaks op de straat liggen. De daken zijn gedekt met rode terracotta dakpannen, type Verbeterde Holle. De geveloverstekken worden beëindigd met gevelpannen. De voorgevel is symmetrisch met in het midden de voordeuren met een bovenlicht. De gevels zijn opgetrokken met boerengrauw bakstenen en gemetseld in kruisverband. Op diverse plaatsen zijn er half of driekwart steens rollagen. De ramen van de benedenverdieping zijn gedeeld en hebben ook een bovenlicht. Op de verdieping zijn het draairamen. In de voorgevel heeft elke woning twee eenvoudige muurankers. De begane grond (6x7 meter) bestond uit een hal met trap, een woonkamer, een keuken en een slaapkamer. De verdieping had een overloop en twee slaapkamers. Aan de achterzijde was een berging met een ‘privaat’ aangebouwd. Wanneer men naar de gevels kijkt, zijn er veel reparaties te zien; een gevolg van beschadigingen door granaatbeschietingen vanaf het Afwateringskanaal in november 1944.

Huurverlaging

In november 1931 richtten 39 huurders een verzoek aan de raad om medewerking te verlenen voor een huurvermindering, vanwege loonsverlaging tengevolge van de werkeloosheid in de schoenindustrie. De Raad meende dat het noodzakelijk was dit verzoek te steunen en stuurde het verzoek door naar de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid. Het verzoek werd afgewezen. Ook vanwege de grote leegstand werd in 1936 het verzoek nogmaals ingediend. De wekelijkse huren bedroegen toen fl. 2,80 tot fl.3,50 en werden met ca. 10% verlaagd. Het onstane verlies bij de vereniging werd door het Rijk met 75% gecompenseerd.

Bond van eigenaren

In 1937 werd in Drunen een ‘Vereniging van Huiseigenaren’ opgericht en zij werd lid van de landelijke ‘Bond van Huiseigenaren’. Landelijk was er die noodzaak vanwege de waardedalingen van het onroerend goed, de regelmatige huurverlagingen en de vele excecuties. Vanwege de destijds lage bouwkosten kozen sommige huurders ervoor om zelf te bouwen. De vereniging werd in dat jaar ook geconfronteerd met het vertrek van 7 huurders. Dat waren personeelsleden van de opgeheven tramlijn ’s-Hertogenbosch-Drunen-Waalwijk en Heusden.

Het verhuren

De vereniging heeft de woningen redelijk kunnen verhuren. Soms konden huren niet geïnd worden en moest huurachterstand geaccepteerd worden. Slechts tweemaal heeft dat tot uitzetting geleid.

Beëindiging

Per 1 januari 1947 moest de vereniging beëindigd worden vanwege het verstrijken van de termijn waarvoor de vereniging was aangegaan. Gemeente Drunen, die al voor de oorlog een woningbedrijf had, nam de bezittingen met baten en schulden over. Er werden 32 woningen overgedragen en kwam er een einde aan 30 jaar woningbouwvereniging ‘Drunens Welzijn’.

Bart Beaard