In de 14e en 15 eeuw breidde de nederzetting Heusden zich uit tot een stad. Voor haar veiligheid kwam er een vestingmuur, omsloten door een stadsgracht welke we nu kennen als De Demer. In de zeven meter hoge vestingmuur met 2 meter hoge kantelen bevonden zich stadspoorten (Wijkse-, Oudheusdense-, Herptse- en Waterpoort) en een 13-tal rondelen. Een rondeel was een toren, half uit de stadsmuur gebouwd, ter dekking van de flanken en om een aanvaller de lust te benemen de stad te naderen met springstof. Na de Pacificatie van Gent in 1576, wanneer Heusden zich aansloot bij de Republiek, werden in fasen vestingwerken aangelegd met bolwerken, binnen- en buitengracht, ravelijnen etc. De eerste fase was van 1579 tot 1590, de tweede van 1612 tot 1630. Voor de aanleg van de vestingwerken moesten de vestingmuur en de rondelen worden geslecht. Grote delen bevinden zich nu nog onder de grond. Alleen het rondeel ‘De Duiventoren’ aan de Zuidsingel in de zuidoosthoek bleef als ruïne staan. In het kadastrale minuutplan van 1811-1832 staat op Sectie A, nr. 350 de toren ingetekend en staat in het OAT vermeld als ‘duiventoren’. Het is dan eigendom van Debora de Kock, dochter van Conradt de Kock, die op 24 maart 1794 als enige Heusdenaar-Nederlander in Frankrijk door de guillotine om het leven werd gebracht. Kadastraal bestond de toren nog in 1878, maar in 1921 niet meer. Aanvankelijk was de naam ‘Merwetoren’, vernoemd naar ridder Dirck van der Merwede, kastelein-drossaart in de periode 1431-1447.

Al vanaf 1981 waren er plannen om op de nog bestaande fundamenten de verdedigingstoren te herbouwen. Door architect J. Meulenbelt werd een ontwerp gemaakt en hij liet zich inspireren door een tekening van het Demerrondeel van Josua de Grave. Nadat de subsidie geregeld was, werd de uitvoering gegund aan Waalwijks Bouwbedrijf Elshout de Bont. In april 1985 metselde burgemeester J. ter Laak een gevelsteen in met de tekst;

DEMER – RONDEEL

RENOVATUM J.J.M.W. TER LAAK.

A.D. MLMLXXXV BURGEMEESTER

De steen was van een vierkanten sparing voorzien waarin wethouder C. Eijkemans een loden koker plaatste. Deze koker bevatte een oorkonde/akte en een bericht voor het nageslacht over het restauratieproject: ’De wens is, dat dit vele medemensen tot in lengte van jaren zal laten genieten van datgene wat de geschiedenis heeft gebracht en waarvoor elke generatie slechts tijdelijk rentmeester mag zijn’.

Op 20 september 1985 werd het Demerrondeel officieel geopend door de heer J. Jessurun, hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, tevens plaatsvervangend directeur-generaal van het ministerie van WVC. Met pijl en boog schoot hij op een doel buiten het Demerrondeel en werd de opening een feit. De ruimte werd aanvankelijk gebruikt door de ateliers van glaskunstenares Felicitas Engels en stadsrestaurateur René van Boxtel.

Bart Beaard