‘Wie gaat er naar de kerk?’ vroeg de juf aan de klas die ik bezocht. Zou ik mijn hand hebben opgestoken als ik als klein jongetje in haar klas gezeten had in deze tijd? Ik vraag het me af. Je wilt niet buiten de groep vallen, leuk vinden wat iedereen leuk vindt en meedoen. Schaam ik me dan voor mijn kerkgang? Nee, daar heeft het volgens mij helemaal niets mee te maken. Wel met groepsdruk. We spraken er met een paar ouders over op school.
Ik had bij de voorbereiding nog overwogen om een paar ouders in te zetten en in de klassen-appgroep te laten zetten: ‘Ik ga natuurlijk naar de ouderavond van Zin op School. Jij toch ook?’ Maar dat zou indruisen tegen het doel wat we met deze ‘Zin in gesprek’-avonden hebben: vrij en ontspannen praten over dingen die we in de opvoeding tegenkomen en die ons voor levensvragen stellen: hoe ga je daarmee om?
Ik heb wel eens een leerkracht gesproken die niet wegging voordat haar collega’s ook weggingen. Ouders vertelden dat ze vroeger per se een Levis-spijkerbroek wilden, want die had iedereen. Ze zien bij hun kinderen nu dat ze willen gamen, omdat hun leeftijdgenootjes dat ook doen, en steeds eerder een smartphone ‘nodig hebben’.
We ontdekten dat een belangrijk middel tegen groepsdruk kan zijn dat kinderen zich verbonden met elkaar voelen. Juist in klassen waarin groepjes zijn kunnen kinderen het gevoel hebben tegen elkaar op te moeten boksen om erbij te horen. We lazen een bijbelverhaal van twaalf zonen van Jakob die nog moeten leren om broers van elkaar te worden. Maar omdat ze tegen elkaar aan het opboksen waren richten ze zich juist als groep tegen de favoriet van hun vader. En dat zou evengoed de favoriet van de juf kunnen zijn. Of iemand die er om wat voor reden dan ook buiten de groep valt.
De druk om erbij te willen horen en dus gevoelig te zijn voor groepsdruk kan juist afnemen als je er inderdaad gewoon bij hoort. Allemaal. Iemand vertelde hoe op een andere school twee klassen van hetzelfde leerjaar aan het eind van het schooljaar juist gemixt worden, zodat je al je leeftijdgenootjes leert kennen. Natuurlijk mag je een vriendje aanwijzen waarmee je naar je nieuwe klas wil. Het mixen zorgt ervoor dat je je verbonden voelt met alle kinderen. En in groep 8 hadden de twee klassen een geweldig kamp samen, want ze kenden elkaar allemaal.
‘Waarom willen we er eigenlijk zo graag bij horen?’, vroeg iemand. We ontdekten een antwoord: Omdat ieder mens gezien wil worden. En omdat ieder mens geliefd wil worden. Ja… Hoe erg is het als je je niet gezien voelt. En hoe kun je ernaar verlangen om geliefd te worden, gewoon om wie je bent.
Ik ben nog steeds weer verbaasd hoe ‘gewone’ levensvragen ook met geloof te maken hebben. Voor mij zit dat hierin: het gaat er niet om dat je je eigenlijk niets moet aantrekken van groepsdruk, sterk moet zijn of wat voor onzin dan ook. Nee, ik geloof dat we niet bang hoeven zijn dat we niet gezien worden of niet geliefd zijn. We wórden gezien. En we zíjn geliefd. Je hoeft niet immuun te zijn voor groepsdruk, maar je mag weten dat je gezien en geliefd bént. Ook als je niet zo leuk bent? Ja, ook als je niet zo leuk bent. Ook als je niet meedoet? Ja, ook als je niet meedoet. Zulke liefde heet: onvoorwaardelijk. Je hoeft er niets voor te doen. Dan kun je je eigen keuze maken over wat je in een groep doet. Want het maakt niet uit wat je kiest: het is al goed met je.
Gastcolumnist Otto Grevink is als dominee op verschillende wijzen betrokken bij protestantse kerken in de regio Hart van Brabant. Hij is pionier bij Zin op School in Waalwijk en dirigent van Koor en Combo Laudate Dominum. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.