Is stelen verslavend?

Bromsnor zit op het politiebureau achter zijn schrijfmachine. De bel gaat. Bromsnor kent deze ondernemer. Meneer Van D. wil aangifte doen van diefstal. “Ik heb haar al meerdere keren in de winkel gehad en telkens had ik het vermoeden dat ze iets wegnam. Een pyama, een stropdas, een riem maar ik kon haar niet op heterdaad betrappen. Ze rekende steeds netjes ‘iets’ af maar ik vermoedde dat er ergens onderin de tas nog iets van ons zat. Maar ik durfde deze nette mevrouw niet te vragen of ik even in haar tas mocht kijken. Achteraf dom en naïef maar zo is het gegaan. Ook vanmiddag was ze weer in de winkel, als altijd goed gekleed en netjes gekapt. Ik zag dat ze heel behendig een in plastic verpakt overhemd in haar tas stopte. Bij de toonbank wilde ze een setje zakdoeken afrekenen. Ik vroeg nog: heeft u het zo, niets vergeten? En toen durfde ik opeens wel de vraag te stellen: mag ik even in uw tas kijken want ik vermoed dat u stiekem een overhemd heeft weggenomen. Geen ontkenning, wel tranen en direct de woorden sorry en excuses. Ik heb haar mee naar het kantoor genomen en gezegd dat ik aangifte ga doen bij de politie. Ja, ik had u kunnen bellen maar politie in de zaak en dat voor een nette dame, dat kon en wilde ik haar niet aandoen.”

Kleptomanie

Bromsnor heeft vooral geluisterd. “Omdat u meerdere keren vermoedens heeft gekend, zou het me niet verbazen dat deze mevrouw ziek is, geestesziek wel te verstaan. Het wetboek van strafrecht spreekt over kleptomanie, dat is een drang om te stelen zonder winstoogmerk. Ik ga meteen naar haar toe. Zodra ik meer weet, neem ik contact met u op.”

Wat nu?

Mevrouw G. opent de deur. “Ik ben zo blij dat u komt, ik ben een slecht mens, mijn man is binnen. Op de grote keukentafel liggen tientallen voorwerpen, alles nog keurig ingepakt, compleet met prijskaartje met daarop de naam van de winkelier. Overhemden, stropdassen, gereedschap, boeken, fotolijstjes, koekenpan, teenslippers, bonbons enz. De vrouw des huizes gilt van verdriet, roept dat ze ziek is, zegt dat ze ‘gedwongen’ wordt om te stelen. Meneer G. probeert haar te kalmeren en spreekt tot de veldwachter. “Ik wist hier tot vanmiddag echt hélemaal niets van. Mijn vrouw heeft spullen gestolen, niet omdat we zaken niet kunnen betalen. Ook niet om er zelf beter van te worden. Wat nu? Het lijkt een verslaving.”

Meer dan vol

Bromsnor vraagt of meneer G. vandaag nog alle gestolen spullen op het bureau kan brengen. Vanavond zal hij de gedupeerde winkeliers vragen of zij de gestolen spullen herkennen. Die avond is het politiebureau meer dan vol. De winkeliers uit het dorp herkennen hun spullen, spreken naar elkaar uit dat ook zij vermoedens hadden. Alles wordt in dozen gedaan voorzien van winkeliersnaam en op het bureau veilig gesteld. Slechts een enkel stuk blijkt nog niet te achterhalen.

Hoe loopt het af?

Meneer G. komt de volgende dag met zijn vrouw naar het bureau. Bromsnor is vriendelijk maar ook resoluut. “Hoewel de spullen binnenkort goeddeels terug kunnen naar de rechtmatige eigenaren, zal ik proces-verbaal opmaken met daarin een dringend advies dat mevrouw in therapie gaat om haar zieke geest weer gezond te krijgen. De rechter zal u binnenkort oproepen.”