In het begin van de 19e eeuw beschikte Lambert Garstman in Heesbeen over een perceel, dat kadastraal werd aangeduid als ‘bouwland, huis & erf, boomgaard en tuin’, gelegen schuin tegenover de kerk. Het perceel was gekocht van Baron Gisbert von Romberg (1773-1859), laatste Heer van Heesbeen en eigenaar van vrijwel alle landbouwgronden in Heesbeen. Von Romberg woonde in Dortmund en had grote belangen in de kolenmijnbouw in het Ruhrgebied. In de nacht van 22 op 23 juni 1839 brak in de kern van Heesbeen een grote brand uit en ‘heeft zich bepaald tot zes bouwhoeven, met hunnen stallen, schuren en verdere goederen’, zo ook het pand van Garstman. Op zijn perceel werd later in fasen door de families Garstman, Bax en Nieuwkoop het huidige hoofdgebouw, het bakhuis en de schuur gebouwd. De laatste landbouwer was de ongehuwde Paulus Nieuwkoop (1883-1968). De huishoudster Zus Colijn (1908-1988) en haar man en boerenknecht Eimert Colijn (1912-1999) hebben lang bij hem ingewoond. Op 10 april 1969 werd een notarieel testament opgemaakt, waarin het besluit van Paulus werd vastgelegd: na zijn overlijden ging zijn nalatenschap naar de Gereformeerde Kerk in Heusden en Zus en/of Eimert kregen het vruchtgebruik tot het overlijden van de langstlevende. Nadat de kerk het complex had verkocht werd vanaf 1996 het geheel verbouwd tot een woonboerderij.
Door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed werd namens het Ministerie van WVC in 1970 het complex beschermd als Rijksmonumentnummer 22120. De hoofdbouw bestond uit een 23x 11,5 meter groot stalgedeelte met zes 9,5 meter hoge gebinten en een aangebouwd woonhuis. De bouw was van het Altena’s dwarsdeeltype, kenmerkend voor het rivierkleigebied in het Land van Heusden en Altena. Oorspronkelijk was dit type een boerderij waarbij een in steen uitgevoerd woongedeelte aaneen gebouwd was met een stalgedeelte dat in hout was uitgevoerd. Met deze boerderijen in het kleirivierenland ging het economisch beter en ze waren minder sober uitgevoerd dan de kortgevelboerderijen op de zandgronden in de Oostelijke Langstraat.
De eenlaagse hoofdbouw heeft samengestelde zadeldaken, gedeeltelijk gedekt met riet en gedeeltelijk met dakpannen. De rode terracotta dakpannen zijn van het type OVH-Opnieuw Verbeterde Holle. De voorgevel van de hoofdbouw is in kruisverband gemetseld met handvorm baksteen in waalformaat (22,5x11x4,9 cm). De bovenzijde van de topgevel is verstevigd met muurvlechtingen. In de gevel bevinden zich korte en lange muurankers. In de gevel zijn vensters met 25-, 15-, 9-, 8-, of 6-ruits schuiframen en op de begane grond hebben de vensters opgeklampte luiken. De vensters hebben aan de bovenzijde anderhalve steens hoge waaiervormige strekken of halve steens rollagen. Er zijn twee deuren met 3-ruits bovenlichten, die toegang gaven of tot het woon- of tot het stalgedeelte. De gevel heeft een grijs geschilderde bepleisterde plint.
In het voormalige bakhuis bevinden zich nog 2 authentieke stookgaten,één voor de oven en de andere voor de ’sopketel’ voor het varkensvoer. De schuur had voorheen gedeeltelijk met riet gedekte gevels, wichten genaamd.
Bart Beaard