De dodendraad

Bij Sippenaeken, vlak over de grens bij Epen staat, bijgaand monument ter herinnering aan de dodendraad. Het monument is opgericht door graaf Joseph d’Oultremont, familie van de Drunense graaf d’Oultremont. In april 1915 start de Duitse bezetter van België met de aanleg van een soort ’IJzeren Gordijn’, namelijk een ca. 300 km lange elektrische versperring langs de Belgisch-Nederlandse grens vanaf Vaals tot Cadzand. Tweeduizend volt staat er op de draden. De draad is zo recht mogelijk getrokken en daardoor raken plaatsen als Poppel en Ravels in een soort niemandsland.

De versperring bestaat uit 5 of 7 draden die op een afstand van 30 centimeter zijn aangebracht op houten palen die 5 meter van elkaar staan. Aan beide zijden van de draad is een extra hek met prikkeldraad geplaatst, om mens en dier van de draad weg te houden. Aanraking van de draad leidt tot elektrocutie, meestal met de dood tot gevolg. Om de twee kilometer staat er een houten schakelhuisje van waaruit het mogelijk is om delen van de draad stroomvrij te maken voor onderhoud of zoals dit steeds vaker moet gebeuren, voor het weghalen van gedode mensen. Minstens tweemaal per dag wordt een controle uitgevoerd om de spanning te testen. Deze controles (het af- en aanzetten van de stroom) gebeurt op een willekeurig tijdstip en wordt strikt geheim gehouden. Aan de Belgische zijde ligt naast het prikkeldraad een pad voor patrouilles. Dit allemaal om te voorkomen dat Belgische oorlogsvrijwilligers, verzetsmensen, deserteurs, gevluchte krijgsgevangenen, smokkelaars maar ook spionnen de grens oversteken. Hierbij zijn veel mensen omgekomen; waarvan ongeveer de helft Belgen, een kwart Duitsers en een tiende Nederlanders. De overige zijn vooral gevluchte krijgsgevangenen van allerlei nationaliteiten. Er worden allerlei manieren bedacht om de draad te kunnen passeren. De meest originele manier is de polsstok. In de Voerstreek worden militairen en vluchtelingen in het polsstokhoogspringen getraind door niemand minder dan graaf De Sécillon, burgemeester van Sint-Martens-Voeren. Hij heeft daarvoor bij zijn kasteel een dodendraad nagebouwd. Anderen gebruiken een houten ton of een tenen mand, waaruit de bodem is gehaald. Door die tussen de draden te klemmen kan men zo tussen de draden door kruipen. Met een zogenaamd passeursraam; een houten vouwraam dat men tussen twee draden kan openklappen, kan men ook een gat maken om naar de andere kant te komen. Na de oorlog wordt de draadversperring ontmanteld en hergebruikt voor landbouwdoeleinden.

Het jaar 1917

Begin februari 1917 kondigt Duitsland een onbeperkte duikbotenoorlog af, hierdoor worden ook neutrale handelsschepen zonder waarschuwing getorpedeerd. Dit leidt er toe dat de Verenigde Staten in april 1917 de oorlog aan Duitsland verklaren.

In Europa gaan de massaslachtingen maar door. In april begint in Frankrijk het berucht geworden offensief aan de Chemin des Dames, opnieuw een zinloos bloedbad. Een veldslag bij Ieper, bij het dorp Passendale smoort in de modder, met enorme verliescijfers aan beide kanten. De slag bij Cambrai, met inzet van tanks en vliegtuigen, in november, levert de Britten en de Fransen weer geen definitieve doorbraak op.

In alle oorlogvoerende en ook de neutrale landen krijgt men in de loop van het jaar te maken met een gebrek aan grondstoffen, voedsel en brandstof. De algemene schaarste leidt tot distributiemaatregelen, hierdoor groeit een wijdverbreide maatschappelijke onvrede, die in de grote steden geregeld tot uiting komt in demonstraties, relletjes en sociale onrust.

Er is sprake van een toenemende oorlogsmoeheid. Rusland verdwijnt van het geallieerde toneel, als na de oktober-revolutie, de aan de macht gekomen bolsjewieken een wapenstilstand met de Duitsers sluiten.

Belgische Vluchtelingen

Begin 1917 verblijven in Hedikhuizen nog 2 Belgische vluchtelingen en één in Vlijmen. Het eerder genoemde gezin Corn. Jansen (1860) en Dorothe De Raet (1864) woont nog steeds in de gemeente Hedikhuizen. De Regeringscie. vraagt de gemeente welke inkomsten de man en vrouw hebben, en als ze niet werken, aan te geven wat de reden daarvan is. De gemeente bericht daarop dat men niet weet welke inkomsten het gezin heeft. Ze hebben een leeftijd dat ze niet meer alle werkzaamheden kunnen verrichten; ze gaan langs de huizen om parapluis te verkopen. Op 12 juli ontvangt de gemeente bericht dat men een ondersteuning mag geven van fl. 0,35 per persoon per dag.

De militairen

De familie Merkx, tramstation Nieuwkuijk, ontvangt voor de inkwartiering met voeding van 6 man van het 1e Regiment Veld Artillerie, over de periode 25 t/m 31 augustus fl. 42,-.

De gemobiliseerde militairen moeten allemaal van voedsel worden voorzien. Daarvoor worden o.a. groentedrogerijen opgericht. Door de familie Van Mol Pauwels (later Spar) uit Nieuwkuijk, een groothandelaar in levensmiddelen, wordt een groentedrogerij gebouwd. Er wordt geïnvesteerd in gebouwen met een fabrieksschoorsteen en droogmachines. Gedroogd worden allerlei producten, zoals aardappelen, rapen en groenten. Het bedrijf floreert en volgens het gemeenteverslag werken er 19 meisjes. Meteen na het einde van de oorlog gaat het snel bergafwaarts met het bedrijf. Er is dan aan gedroogde groenten geen behoefte meer. Het bedrijf komt daardoor in grote financiële problemen en de machines van de groentedrogerij worden verkocht.

De Commissaris van de Koningin bericht in zijn verslag: “Toch is het jammer dat de groentedrogerij van Van Mol-Pauwels werd stopgezet; daar werkten 25 meisjes. De firma zou op het moment voor 4 ton voorraad hebben, waarvoor geen afzet is te vinden en die langzamerhand waardeloos wordt.” Op14 juni 1923 schrijft hij: “Van den voorraad in de groentedrogerij van Van Mol-Pauwels kwam niets terecht. De zaak werd gekocht door ene firma (thans belanghebbende het Statenlid Tillot), welke firma failleerde. De zaak ligt thans stil.”

De familie Pulles uit Vlijmen financiert de groentedrogerij van zwager Frans Swinkels (van de brouwersfamilie uit Lieshout), die door gebrek aan grondstoffen gestopt is met zijn brouwerij ’de Zwaan’ te Schijndel. De gedroogde groenten zijn bestemd voor export naar Duitsland en de plaats aan het Duitse lijntje tegenover het station moet ook gunstig geweest zijn. Als de oorlog eindigt, is er geen vraag meer naar gedroogde groente.

Bert Meijs

bmeijs@planet.nl