Ik zat begin jaren zestig op de padvinderij. Onze volwassen leiders waren de Hopman en de Vaandrig. Zij begeleidden de drie groepjes: Leeuwen, Panters en Tijgers. Binnen ons Panterclubje was ik de APL (de Assistent Patrouilleleider). Iedere zaterdag moesten de jongens de contributie bij mij inleveren en daarvan ging 90% in de pot van de club en 10% in ons eigen spaarpotje. Daar konden we in de loop van de maanden zelf iets voor kopen, bijvoorbeeld een nieuw kasboek.

Oud boertje

Eén van de eerste keren dat we als groep bij elkaar kwamen, lanceerde de hopman het idee om allemaal een eigen stoeltje te maken. Dat moest van berkenhout worden gemaakt. Die week gingen vriendje Hans en ik op zoek naar dunne stammetjes die wit van kleur waren. Gewapend met zaag en bijl reden we op onze fietsjes richting de bossen. We kwamen er al snel achter dat die dunne stammen bovenin de boom groeiden. Terug naar de fiets die we in de droge sloot hadden gelegd. Verdraaid, daar kwam een oud boertje aan op zijn fietsje. Laten we aan hem eens vragen of hij weet waar dat dunne berkenhout groeit. Het boertje bleek een beetje doof te zijn. Zo hard als we konden, stelden we luid en duidelijk onze vraag. Zijn antwoord: “Ja jongens dat is nog niet zo makkelijk. Eens kijken. Berkenhout zeggen jullie. Tja, ik denk dat je nog een eindje door moet fietsen en dan ben je er. Bij de volgende kruising ga je rechts en daar woont die Berkenhout die jullie zoeken.”

Vreemde opdracht

We lagen krom van het lachen. Compleet met bijl en zaag gingen we terug naar huis en vertelden enkele dagen later op de padvinderij over het boertje. Vandaag kregen we van de vaandrig een moeilijke opdracht. Ga het dorp in en kom binnen het uur terug met: een margriet, een advocaat, een berenklauw, een ezel, een haring, een koning en een muis. Als Panters gingen met elkaar in conclaaf, overlegden hoe we dit zouden aanpakken. De koning lieten we achterwege want waar haal je in hemelsnaam zo iemand vandaan.

Met veel pijn en moeite kwamen we binnen het uur terug. We hadden bij de bloemist een stekje gekregen van een margriet, van de visboer een haring en van de meelboer een dode muis. Ook de jongens van de Leeuwen en Tijgers waren niet veel verder gekomen. De vaandrig nam het woord en vertelde, toen we allemaal in de kring zaten (het was de bedoeling op een eigen gemaakt stoeltje van berkenhout), dat er synoniemen en homoniemen bestaan. Een synoniem zijn twee verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, bijvoorbeeld schitterend en prachtig. Een homoniem is eenzelfde woord dat meerdere betekenissen heeft. Een bank kan in de kamer staan maar is ook een gebouw waar je geld kunt brengen. Dus, zo zei hij, jullie hadden ook kunnen denken aan:

Margriet: het tijdschrift. Advocaat: een fles drank. Berenklauw: een plant in de natuur. Ezel: een standaard voor een schilderij. Haring: gebruik je bij opzetten van een tent. Koning: een belangrijk schaakstuk. Muis: dat zit aan ieders hand.

We vonden het eerst een beetje flauw dat we zo voor de gek waren gehouden. Later begrepen we pas dat de les van vandaag was: Kijk verder dan je neus lang is. Een prima levensles.