In 1900 kochten de ongehuwde zussen Elisabeth (1859-1921) en Johanna (1861-1935) van den Broek van Huibert en Willem Janszn Pullen een perceel grond met een woning. De zussen waren dochters van boomkweker Liebert van den Broek (1816-1900) en zijn echtgenote Francisca van Dommelen (1823-1912). De woning op het perceel werd gesloopt en er werd een nieuwe woning gebouwd. De eerste steen werd door hun broer Aloysius (1866-1945) gelegd met het opschrift ‘A. V.D. BROEK, 26 JUNI 1900’. Aloysius was toen kapelaan in St. Jacob te ’s-Hertogenbosch. Na het overlijden van Elisabeth in 1921 is het gehele eigendom van het pand naar Johanna gegaan. Na haar overlijden in 1935 was Aloysius de erfgenaam, maar het eigendom ging naar het Seminarie van Bisdom ’s-Hertogenbosch in Sint Michielsgestel. Aloysius was toen pastoor in Haaren. Het bisdom verkocht het pand meteen door aan Hanneske Van Dommelen (1879-1957), die sinds 1912 postkantoorhouder was in het nabij gelegen pand, nu 49. In het linkergedeelte van pand 53 kwam in 1935 een nieuw postkantoor met een ingangsdeur in de linkerzijgevel, een kantoor met loket en een wachtkamer. Hanneske bleef kantoorhouder tot 1944, waarna zijn dochter Betsy (*1920) dit werk overnam. Betsy, in Nieuwkuijk beter bekend als ‘Betsy de Post’, bleef kantoorhoudster tot 14.8.1978. Sinds 1979 wisselde het pand enkele malen van eigenaar.

Het fraai onderhouden pand is in 1900 gebouwd in de architectuurstijl van het Eclecticisme. Het staat op een verhoogd peil ten opzichte van het straatniveau. Op een verhoogd peil bouwen was in Nieuwkuijk en Vlijmen gebruikelijk na de verwoestingen ten gevolge van de Watersnoodramp van Nieuwkuijk in 1880, toen de gehele omgeving overstroomd was. De huidige woning is eenlaags en heeft een zadeldak, waarvan de nok evenwijdig ligt aan de straat. Het dak is gedekt met blauw gesmoorde kruispannen en heeft twee gemetselde schoorstenen, elk met een metalen schoorsteenkap. Aan de voorzijde is een kleine dakkapel. Naast het draairaam zijn houten pilasters met houten wangen aangebracht. Boven het raam bevindt zich de geveltop in de vorm van een timpaan met daarop een wit geschilderd gesmeed stalen ornament met een windwijzer.

De symmetrische gevel is met een roodbruine baksteen gemetseld in kruisverband en afgewerkt met een platte voeg. Aan de bovenzijde van de gevel is een kroonlijst met bakgoot, ondersteund door klossen of consoles.

In de gevel zijn aan beide zijden terugliggende vlakken, die aan de bovenzijde siermetselwerk hebben in de vorm van bloktanden. In de vlakken zijn aan beide zijden twee vensters met houten schuiframen en bovenlichten. Boven de vensters en ter hoogte van de onderdorpels van de vensters zijn gestuukte speklagen. De speklagen boven de vensters hebben de vorm van wenkbrauwbogen en hebben schijngroeven. Naast de vensters bevinden zich een viertal smeedijzeren sierankers. Onder de vensters zijn natuurstenen dorpels. In een 85 centimeter diepe nis met een gestuukte wenkbrauwboog bevindt zich de voordeur met bovenlicht. De vijf bovenlichten zijn gevuld met glas-in-lood. De 45 cm hoge met bruine bakstenen gemetselde plint heeft aan de bovenzijde een strook geprofileerde natuursteen.

Bart Beaard