Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.

In elkaar geslagen

Het is al na middernacht als Bromsnor met een collega nog op het politiebureau zit, min of meer wachtend op een diefstal, een aanrijding, een vechtpartij. Plots gaat de bel en rolt een man het bureau binnen. “Vlug mensen, ik ben als taxichauffeur in elkaar geslagen en ze hebben mijn taxi.”

Het politiebusje gestart en met z’n drieën erin, op weg naar plaats delict. “Hee, daar gaat mijn taxi!”, roept de chauffeur die gewond is aan zijn gezicht. De GSA (=Groeps Surveillance Auto) maakt een draai en probeert de taxi klem te rijden. Dat lukt en Bromsnor en zijn collega treffen vijf personen in de taxi aan. De vijf moeten in de GSA stappen terwijl de taxichauffeur in zijn taxi stapt. In colonne rijden ze naar het bureau waar een ondervraging begint. De chauffeur wordt even apart genomen en zijn gegevens alsmede zijn verklaring wordt genoteerd. “Wij spreken elkaar morgen”, zegt Bromsnor.

Verklaring ondertekenen

Het is voor de twee agenten lastig om de vijf apart aan de tand te voelen, iets wat nodig is om te voorkomen dat de ‘heren’ een eensluidende verklaring afleggen. Twee worden in de twee aanwezige cellen ‘geparkeerd’, eentje mag op de kamer van de groepscommandant zitten met de deur op slot en twee worden afzonderlijk door de twee agenten gehoord. Een uur later is alles genoteerd en de verklaringen komen aardig overeen. “Jullie zijn alle vijf geen onbekenden voor ons. Dit is al de zoveelste keer dat jullie met de politie in aanraking zijn gekomen. Ga naar huis en meld je overmorgen op het afgesproken tijdstip om de uitgewerkte verklaring te ondertekenen”. Het concept was die nacht al voor akkoord getekend.

Wat is er gebeurd?

De vijf mannen, allen rond 25 jaar, waren een avondje wezen stappen. Negen flesjes bier per persoon naar binnen gewerkt. Een taxi besteld. Taxixhauffeur Frederik V. reed rond 0.00 uur voor om de zatlappen naar huis te brengen. Onderweg is er op de achterbank afgesproken om de taxi te laten stoppen en er dan tussenuit te gaan. Zo gebeurde dat om ongeveer 0.20 uur. De chauffeur wist één persoon vast te grijpen want hij wilde de onkosten vergoed hebben, zijnde 15 gulden. Er ontstaat een gevecht dat de chauffeur lijkt te winnen maar door het getier en gevloek komen de vier gevluchte anti-helden terug naar de taxi. Ze slaan de chauffeur hard in het gezicht, bevrijden hun maat en schoppen de chauffeur die wegvlucht. Deze chauffeur weet waar het politiebureau staat en rent daar snel naar toe. De vijf mannen stappen in de tussentijd de taxi in waar de sleutels nog in het contactslot zitten. Hun pleziertje begint: joy riding. De verklaring van degene die achter het stuur is gekropen: “Ik wilde de taxi naar het politiebureau brengen en daar alsnog het geldbedrag betalen.”

Of de Officier van Justitie die verklaring gelooft is zeer de vraag. Feit is dat de rit alsnog betaald is. De chauffeur heeft een trauma opgelopen maar daar kan hij in 1968 nergens mee terecht. Hij rijdt de volgende dag alweer rond.