1963. We waren door het dolle heen; ook wij kregen een auto!! Een Volkswagen, een Kever, eentje met een ‘grote’ achterruit. Niet zo’n oud karretje zoals onze buurman, met een achterruit als een brilletje. Een echte wagen viel ons ten deel. Ik was tien en voelde mijn hartje in mijn keel kloppen. Van adrenaline had nog geen hond gehoord maar dat het opwindend nieuws was, voelde ik aan mijn ademhaling. In mijn klas waren nog maar weinig kinderen met een auto voor de deur. De vader van boezemvriend Hans had een piepkleine auto waar je desondanks met zijn viertjes in kon zitten. Onze overbuurman had een grote slee maar dat was dan ook een rijschoolhouder. Had onze pa plotseling een rijbewijs gekregen? Zeker niet. Hij was al enige tijd aan het lessen in opdracht van zijn baas.
De mooiste auto van het dorp
Opeens kregen we dus zelf een auto. Mijn ouders hadden dit bruine wonder op wielen gekocht bij een vertrouwde garage. Een goed adres. “Tja, Henkie. De auto is niet nieuw meer (bouwjaar 1954) maar daar gaan we iets aan doen.” Hè………..watte…….een nieuwe auto? “Nee jochie, we laten de auto overspuiten in dezelfde originele bruine kleur en dan lijkt de auto net nieuw.” Er ging één dag voorbij, er gingen twee dagen voorbij en nog altijd geen auto. “Je mag misschien wel even bij de autospuiterij gaan kijken”, zo opperde mijn moeder. Henkie meldde zich niet veel later bij de Bruine Slee. Er waren een heleboel kranten op de auto geplakt, er zaten lichte vlekken op de lak, het rook er apart. “Jochie, dit wordt de mooiste auto van het dorp, geloof mij maar. Morgen gaan we deze PX-51-28 spuiten en dan kan je papa de auto aan het einde van de week komen halen.” En zo gebeurde het ook. Vrijdagmiddag toen ik uit school kwam, stond de Kever te stralen vóór ons huis. Na het avondeten stapten we alle vier in de Kever, pa achter het stuur, mama voorin en mijn zus en ik achterin. “Wat ruikt-ie nieuw en wat is alles mooi.” We reden de straat uit, sloegen linksaf dat aangegeven werd door een verlicht staafje dat uit de zijkant van de auto kwam. Pa moest niet vergeten om deze richtingaanwijzer ook weer naar binnen te laten vallen. Even verderop gingen we rechtsaf. Ai…….het staafje kwam niet naar buiten. “Sla eens op de deurstijl”, gaf onze technische moeder als een commando aan. En ja hoor, pats-boem, daar kwam heel traag de aanwijzer tevoorschijn. Daar moet de garage nog even naar kijken maar verder was de wagen perfect. Super.
De wereld werd groter
Deze gouden aanwinst kon natuurlijk niet buiten blijven staan. Er moest een onderdak gevonden worden. Gelukkig was onze leverancier van kippenvoer bereid om ruimte te maken in een leegstaande schuur. De fiets van pa werd in deze schuur geplaatst, de Kever werd naar zijn nieuwe onderkomen gereden en bleef lekker droog in de nieuwe garage. Pa fietste trots als een aap met zeven l…ll..n op zijn fiets weer naar huis. Opeens werd onze wereld groter: een tochtje naar opa en oma, zo’n 25 kilometer verderop behoorde opeens tot de mogelijkheden. Zo maar op een zomeravond een uurtje rondtoeren, dat was me een partij gezellig. Wat waren we gelukkig. Een jaartje later gingen we met de PX op vakantie naar de stad Den Haag, een wereldreis. Ons vakantieverblijf was een huis vlakbij het centrum. De bewoners gingen twee weken in ons huis en wij veertien dagen in hun woning. De foto is gemaakt vlakbij ons vakantieadres.