Gewelven zijn gebogen bouwconstructies, die al eeuwenlang worden toegepast voor afdekking van kelders en voor daken van gebouwen. Bij de monumenteninventarisatie door Werkgroep Monumenten Heusden ontdekten we in Nieuwkuijk een pand waar gewelfbouwers in de woonkamer, zitkamer, keuken, hal en toilet gewelven gemetseld hebben, waarin zij ca. 30.000 IJsselsteentjes hebben verwerkt.
Gewelfbouwers
Al vele jaren hadden de bewoners van het pand grote belangstelling voor interieurs in woningen en winkels, die ruim voorzien zijn van metselwerk met IJsselsteentjes. Toen zij in 1983 hun woonhuis wilden gaan verbouwen kwamen zij in contact met Bart van Heesch uit Kaatsheuvel, kleinzoon van gewelfmetselaar Harry van Heesch. Dat IJsselsteentjeswerk wilden zij ook! Van Heesch begon met zijn vaste opperman Toon aan het werk en hij kreeg of nam erg veel vrijheid in het ontwerp. Voor de realisatie hadden zij een half jaar nodig. Allereerst moesten van de gekochte stenen, in de afmeting 155x76x43 mm, de kalkmortel worden afgebikt en gesorteerd worden naar hardheid en kleur. Alleen de hardere stenen waren geschikt om te kappen naar de benodigde afmeting en/of profilering. Opperman Toon zorgde voor de metselspecie met kalkmortel, zand en cement in de goede samenstelling. Dat is belangrijk voor de goede kleefkracht van de stenen bij het ‘vrij uit de hand’ metselen van de gewelven zonder ondersteuning door een schenkel of formeel.
keuken en zitkamer
In de keuken werden op de flenzen van IPE10 stalen balken en op een segmentboog vier troggewelven gemaakt met een gewelfbreedte van ca. 1 meter en een gewelfhoogte van ca. 90 mm. De metselaar begon in één van de vier hoeken en bracht in een visgraatmodel een vijftal lagen aan. Vervolgens ging hij naar de tweede hoek en daarna de derde en vierde. Daags erna begon hij weer in de eerste hoek voor de 6e t/m 10e laag, etc. Na zes werkdagen kwam hij in het midden uit en dichtte het resterende vakje met sluitstenen. Dagelijks werden de voegen schoongekrabd en later werd het plafond in zijn geheel iets terugliggend gevoegd. Er werd steeds in halfsteens verband gemetseld.
De zitkamer heeft ook vier troggewelven waarvan de tweede en de derde op dezelfde wijze zijn uitgevoerd als in de keuken. De twee buitenste gewelven buigen omstreeks 30 cm. naar beneden af, wat een bijzonder optisch effect geeft.
hal
In de hal werd aan de trap en het plafond ca. 6 weken gewerkt. Bij de inloop voor de trap werd eerst een getordeerde kolom gemaakt. Vanuit deze kolom werd een rondboog gemetseld met de ondersteuning van een formeel. Vervolgens werd vanaf de vloer spiraalsgewijs het een meter brede schroefgewelf van de trap gemetseld. De trap draait een kwart slag. Het metselwerk is in visgraat uitgevoerd en de steenlagen staan in het begin loodrecht op de trapboom. De opbouw werd ‘vrij uit de hand’ telkens in vijf lagen gemaakt. Toen het gehele schroefgewelf voldoende uitgehard en sterk was werd het stootbordgedeelte van de trap op het schroefgewelf gemetseld. Later werden het traphout en de plavuizen gelegd.
Het plafond is gemaakt als vierdelig kruisgewelf zonder ribben. Onder de gewelfgraat was bij het metselen wel een ondersteuning middels een schenkel nodig. Met de steenlagen loodrecht op de gewelfgraat werd in visgraatmodel gemetseld. De gewelfvlakken steunen aan de onderzijde op rollagen. Ook hier werden de gewelfvlakken ‘vrij uit de hand’ gemetseld. Van het gewelf ligt de kruin ca. 10 cm hoger en het hoogste punt ca. 15 cm hoger ten opzichte van de aanzet. De vloer van de hal is in ‘in vierkanten’ gemaakt met eikenhouten balkjes, waartussen rode boerenplavuizen zijn gelegd.
woonkamer
In de woonkamer is aan een zijde een muur gemetseld met een open haardpartij en een gemetseld blad met daaronder enkele nissen. Boven de haardpartij is de schoorsteen met gewelfde vlakken gemaakt, wat bomberen genoemd wordt. Aan de bovenzijde is een rollaag gemaakt, vanwaar een gewelf gemetseld is naar een ca. 65 cm. hoger gelegen eikenhouten balk. Boven deze balk is tot plafondhoogte een wand gemetseld. Het metselen van gewelven ‘uit de hand’ is al een staaltje van uitzonderlijk vakmanschap. Dat geldt ook voor de getordeerde kolommen die de balk van de open haardpartij ondersteunen. Het vierkante grondvlak van de kolommen draait over de volle hoogte van de kolom precies éénmaal om zijn as. Elk hoekpunt beschrijft dus als het ware een volledige cirkel, 360 graden. Dat vereist nauwkeurigheid van de metselaar die voor de uitvoering allerlei slimme werkwijzen moest bedenken. In de holle ruimte van de kolom stond een steigerpijp van precies de gewenste hoogte. Op de vloer werd een plank gelegd met een ronde uitsparing van de omschreven vorm van de kolom. Boven op de steigerpijp werd een soortgelijke plank aangebracht. Op die twee planken kwamen spijkertjes waarmee een metseldraad mee kon draaien met de metselaar. De hoogte van de kolom bestaat uit precies 44 lagen, dat is vier maal elf. Zodoende hoefde de metselaar maar één kwart van de plank te voorzien van spijkertjes en te verdelen in elf gelijke afstanden. Omdat hij maar een kwart van de cirkel hoefde te verdelen kon hij met een touwtje de lengte van die kwartcirkel afmeten en recht leggen. Vervolgens mat hij op zijn duimstok elf gelijke delen af, verbond het laatste punt van die verdeling met het uiteinde van het touwtje en kon vervolgens met evenwijdige lijnen de verdeling over brengen op het touwtje! Klaar! Hij moet lang nagedacht hebben over hoe dat op te lossen, wakker gelegen misschien over hoe dat te doen op de bouwplaats met simpele hulpmiddelen en zonder computer. Nadien werd de gladde golving met de hand gekapt met een frijnhamer. Knap werk!!!
Bart Beaard
Kees Geevers