Toen in 1832 de kadastrale administratie van start ging bezat klompenmaker-landbouwer Cornelis Adrianus de Gouw een grondperceel in zijn bezit dat liep vanaf de huidige Eindstraat tot de Scheiloop in Elshout. Door de afgraving van veen in de 14e en 15e eeuw liepen alle percelen in Drunen vanaf deze Scheiloop tot de ‘Drunense Heij’, nu Drunense Duinen. Door een bebouwing op de hogere zandgronden, nu Grotestraat-Eindstraat-Kleinestraat, werden deze percelen verdeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel. Op 1 augustus 1880 trad de onteigeningwet voor de aanleg van de Langstraatspoorlijn in werking, waarvoor in het noordelijk deel een 24 meter brede strook nodig was. Hierdoor werden de percelen kadastraal een Elshouts en een Drunens gedeelte. Het Drunense gedeelte van Eindstraat 16 kwam via vererving in het bezit van Lenard van Hulten, achterachterkleinzoon van genoemde Cornelis Adrianus de Gouw. Na de sloop van een boerderij met schuur werd voor Van Hulten op het perceel een nieuwe woning gebouwd in de bouwstijl van de Amsterdamse School naar een ontwerp van Waalwijks architect Jos van Hulten. Lenard van Hulten (1906-1978) trouwde in 1938 met Cato Janssen (1908-2004) uit Neer (L), die hij tijdens zijn militaire dienst in Limburg had leren kennen. Het gezin kreeg zeven kinderen. Lenard werkte voornamelijk bij de Drunense melkfabriek als assistent zuivelbereiding, laborant en onderdirecteur. Later verkocht Lenard het achterdeel van zijn perceel aan Gemeente Drunen voor de aanleg van de Eikstraat en Dennestraat met de aangelegen woningen. Het woonhuis werd in 2005 verkocht aan familie G. van der Aa en is nu Kinderdagverblijf Plepje.

De woning richt zich naar het verkavelingspatroon, waardoor de nok van het zadeldak loodrecht ligt ten opzichte van de perceelgrens. De voorgevel volgt de zaagtandrooilijn van de Eindstraat en staat schuin ten opzichte van deze straat. Het dak is gedekt met rode terracotta dakpannen, type OVH. Aan de onderzijde van het dak bevindt zich een kroonlijst met kleine consoles en een bakgoot. De gevels zijn gemetseld met een grauw veldklinker (22x11x6,5 cm = moppenformaat) in kettingverband (twee stenen en een halve) en enigszins terugliggend gevoegd. Op de verdieping bevinden zich drie vensters met dubbele vierruits draairamen met daarboven eensteens rollagen. Op de begane grond is het 4-ruits schuifvenster aan de rechterzijde oorspronkelijk. In 1965 is aan de linkervoorzijde een erker aangebouwd. Boven het rechtervenster is een halfsteens rollaag en daarboven een halfsteens segmentboog. Een segmentboog bevindt zich ook boven het kleine venster rechts naast de voordeur. De vierruits voordeur, ook met segmentboog, bevindt zich in een 30 cm. diepe schuine nis. De boog heeft een halve steens hoge rollaag en grote aanzetstenen van zandsteen. In de nis is een terracotta POST-brievenbus. De bovenlichten van de vensters op de begane grond, alsook het kleine raam, hebben glas-in-loodramen met een eenvoudig patroon. De gevel heeft veel reparatiesporen als gevolg van de beschietingen tijdens de bevrijding in november 1944.

Bart Beaard