Bee Gees

Het is Hemelvaartsdag 1968. Met jongens en meiden van school heb ik afgesproken om samen erop uit te trekken. Dauwtrappen. De fietstassen zitten vol met broodjes, drinken, een deken en uiteraard regenkleding. Hoe zal het zijn om voor het eerst een hele dag met mijn vriendinnetje Renée door te brengen? Op fuifjes durfden we elkaar bij weinig licht te zoenen op de klanken van de Bee Gees. De zwoele schuifelplaat Words zorgde ervoor dat er weinig tijd voor een hapje en drankje was; alle aandacht voor elkaar. Op school was daar echter absoluut geen sprake van. In de gangen, als we van het ene naar het andere lokaal moesten lopen, kwamen we elkaar soms tegen, maar meer dan hoi kwam er niet uit.

Kuddedier

De anderen staan al klaar bij school. Rond 10.00 uur stappen we op onze stalen rossen en gaan op pad. Vier stellen tussen 14 en 16 jaar, allemaal met gemengde gevoelens en ongetwijfeld vlinders in de buik. Al snel zijn we in de bossen waar het druk is. Het kuddedier fietst over smalle weggetjes, bospaden en door fraaie dorpjes. Echt oog hebben we daar niet voor want er wordt gepraat, verteld, gelachen. Rond lunchtijd strijken we zo maar ergens neer op een heideveld. De dekens worden uitgespreid, het eten en drinken komt tevoorschijn en we laven ons aan elkaar. Het is Peter die als eerste moet plassen en komt niet veel later opgewonden terug.

Boze Boswachter

“Iets verderop staat een blokhut in het bos, de deur is open en er is niemand.” We kijken elkaar aan en zonder iets te zeggen, begrijpt iedereen dat de heide verruild wordt voor de blokhut. De fietsen, dekens en broodjes gaan mee die kant op. Een mooie blokhut, zo maar in het bos? Schoorvoetend gaan we naar binnen. Een kleine ruimte met zitbanken. Daar vergeten we net als op de fuifjes te eten en te drinken, daar hebben we genoeg aan elkaar. We voelen ons op deze Hemelvaartsdag in de zevende hemel totdat………..…..een boswachter op de deur klopt. Hij wacht niet op antwoord en staat plotseling binnen. Onze harten bonken in de keel. Met barse stem vraagt hij wat we hier doen. Nou, dat kan hij wel zien. Hij veinst boosheid, leest ons de les dat we huisvredebreuk hebben gepleegd en dat hij onze namen wil. Als bevende rietjes geven we naam en adres op, niemand durft een gefingeerde naam te noemen. “Jullie horen van me en nu wegwezen.” Met rode koppen zitten we niet veel later op de fiets. Hoe gaan we dit aan onze ouders vertellen? Krijgen we een boete? En kijk eens hoe laat het al is geworden en we moeten dat hele eind nog terug.

Beschaamd

“Heb je een fijne dag gehad?”, vraagt mijn moeder als ik pas rond acht uur ’s avonds binnen stap. Beschaamd en schuldbewust vertel ik wat er gebeurd is. Ze moet glimlachen. Van de boswachter hebben we nooit meer iets gehoord. De beste man zal zelf ook jong geweest zijn.