Fietsen door de bossen
Het is begin jaren zestig van de vorige eeuw, ik ben tien. De gewone man voelt de welvaart in de portemonnee. Nederland gaat bijvoorbeeld meer en meer op vakantie. Niet meer met de trein, de bus of fiets maar met een eigen auto. Mijn ouders kopen een Kever uit 1954. Ondanks dat het al een oud wagentje is, voelt het voor mij als een topwagen die splinternieuw oogt omdat deze PX-51-28 opnieuw gespoten is. Als gezin maken we regelmatig zo maar een tochtje.
Voordat we een auto kregen, gingen we weleens een paar daagjes bij een oude tante in Arnhem logeren. Of we gingen een middagje fietsen door bos en duin of winkelen in de grote stad. Maar nu we een auto hebben, gaan we steeds vaker op stap. Vaak samen met het gezin van mijn neefjes.
Bekertje ranja
Met twee auto’s (oom en tante hadden inmiddels ook een auto van het merk Isar) rijden we richting de bossen. Na een half uurtje tuffen, zijn de grote mensen toe aan een bakkie koffie en krijgen wij als kinderen een lolly met een bekertje ranja. De auto wordt simpelweg aan de kant van de weg gezet, de klapstoeltjes komen uit de auto en daar zitten we dan als echte bermtoeristen. Drinkend en etend genieten we van het voorbij rijdende verkeer. Gevaarlijk? Hoezo, Jan en alleman zit toch zo langs de weg?
Op de foto zien we onze twee gezinnen zomaar ergens op een verhoogde berm zitten. We zijn in Duitsland beland. Links vooraan mijn twee neven en tweede van rechts zit ikke. De bergen en rotsen in België of Duitsland zijn voor een kereltje van tien heel bijzonder. Mijn oom die links op de foto staat, zit de wegenkaart te bestuderen want een TomTom bestond toen alleen in science fiction films.