Leuke klusjes
In 1959 stapte ik als zesjarige voor het eerst De Grote School binnen, samen met Hansie, Rik, Kees, Roy, Chris, Wilma, Joke, Betty en vele anderen. Mijn klasgenootjes van toen zullen nu, net als ik, rond de 70 jaar zijn. Wat zal er in al die levens veel gebeurd zijn, wat zal er gelachen maar ook gehuild zijn.
Toen ik in de combinatie klas 5-6 zat (nu zouden we zeggen: groep 7 en 8), begreep ik dat sommige kinderen nog wat langer bleven dan de zesde klas. Op mijn school bestond in die tijd de zevende en zelfs de achtste klas. Een paar kinderen bleven bij ons op school totdat ze 14 jaar waren; wettelijk mocht je destijds vanaf je 14e gaan werken. Zij volgden geen Huishoudschool of Ambachtsschool maar kregen een soort van voortgezet lager onderwijs. Als kereltje van elf-twaalf jaar keek ik op tegen die grote jongens en meisjes van bijna veertien. Dat waren al pubers, die roken al naar grote mensenzweet, dat waren al jonge meiden. Ik bewonderde die kinderen, niet alleen omdat ze ouder waren maar vooral omdat zij van de meester allerlei leuke klusjes mochten doen. Tegen tien uur mochten twee van die oudere meiden de klas uit om boven in het gebouw koffie te gaan zetten voor de meesters en juffen. Lang na het speelkwartier kwamen ze pas terug want ze moesten de kopjes natuurlijk ook weer afwassen. En al die tijd hoefden ze niet te rekenen zoals wij wel moesten. Heel soms probeerde ik samen met Hansie in het speelkwartier binnen te blijven; we verstopten ons dan in een kast. Als de meester met zijn personeel eenmaal buiten was, slopen we naar boven naar die koffiedames om een lekkere koek te scoren. Zelden heb ik later zulke lekkere koeken gegeten.
Bescherming Bevolking
Op maandagmorgen brachten veel kinderen een gulden mee naar school. Vijftig cent voor het schoolreisje en vijftig cent voor het sparen. Voor die twee kwartjes kreeg je twee spaarzegels van elk 25 cent. Het waren zegels van de Rijkspostspaarbank, in gewone taal: van het Postkantoor. De kinderen van bijna 14 mochten om beurten naar het postkantoor om daar nieuwe zegels te halen. Jaloers was ik, want waarom mocht ik nooit zo’n leuke boodschap doen?
In de jaren dat ik op de lagere school zat, woedde de zogeheten Koude Oorlog. Het was een wederzijds wantrouwen tussen het Westen en het Oosten en als de Russen ons zouden overvallen, moesten we voorbereid zijn. Daarom kende ons land in die tijd de BB (=Bescherming Bevolking). Overal lagen spullen opgeslagen om een eventuele oorlog te overleven: brancards, waterdichte pakken, warme kleding, dekens enz. Ik weet nog dat op de zolder van onze lagere school gigantisch veel van dat materiaal lag. Eenmaal per jaar kwam een meneer inventariseren. De meester vertelde wat dat betekende: kijken wat is er nog, wat is gebruikt bij bijv. brandoefeningen en wat dient te worden aangevuld. Je gelooft het niet maar ook nu weer mochten die oudere pubers meehelpen en hoefden ze geen allerlei stompzinnige zinnetjes te ontleden in gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp. Ik was boos, vond het oneerlijk en wilde maar één ding: ook in die achtste klas zitten. Helaas ging ik op 12-jarige leeftijd naar de HBS. En daar was het leren en nog eens leren………niks geen leuke klusjes…..