Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.

Ode aan de Rijkspolitie

Bromsnor heeft zijn draai gevonden bij de Rijkspolitie. Hoezo? Hij vindt voldoening in zijn werk omdat het zo gevarieerd van inhoud is. Het ene moment houd je automobilisten aan ter controle van hun papieren, het andere moment ben je in gesprek met meneer de directeur van een bedrijf. Deze week heeft hij een bijzonder onderzoek te doen: de problematiek van een weggelopen kind.

Weglopen van huis

Gerard is 15 jaar in 1964. Het gezin waarin hij opgroeit, komt niet voor in de politieadministratie. Gerard gaat op 7 april naar zijn werk. Hij is leerling winkelbediende bij een kruidenierswinkel. Gerard wordt die ochtend betrapt op alweer een diefstal. De baas stuurt hem naar huis. Eenmaal thuis blijkt mama naar haar werk en slaapt papa nog omdat hij nachtdienst had. Gerard weet waar het geldkistje staat. Bij gebrek aan een sleutel zaagt hij het kistje doormidden met een ijzerzaag. Hij neemt 878 gulden uit het kistje en vertrekt. Vijf dagen later wordt hij door twee Amsterdamse rechercheurs aangehouden in een motel. Een deel van het geld is opgemaakt. Papa wordt ingelicht en haalt Gerard met de trein en bus op uit de hoofdstad. De hamvraag die de politie zich stelt: hoe komt het dat Gerard wegliep?

Opvoedingsgesticht

Bromsnor hoort van de winkelbaas dat Gerard meermalen is betrapt als kruimeldief: doosje sigaretten, blik perziken, zak drop, klein bedrag uit de kassa enz. De baas noemt hem gesloten en stiekem. Hij stuurde hem dit keer naar huis en zei dat hij de papa van Gerard zou inlichten. Daar schrok Gerard van want toen hij thuis ook eens geld had weggehaald, had papa gedreigd met een opvoedingsgesticht. In het gesprek met Bromsnor zegt papa: “Onze Gerard heeft een gesloten karakter, is vaak stijfkoppig en vertoont meer dan eens wonderlijk gedrag. Hij is al meerdere keren aan zijn oren geopereerd. Met zijn linkeroor hoort hij praktisch niets. Ik vermoed dat die slechthorendheid mede zijn karakter vormt.” De scholen van Gerard duiden hem als weinig spontaan, in zichzelf gekeerd en vooral een bijzondere jongen. Wangedrag is hem niet vreemd. Zo belde hij eens naar het huis van een leerkracht van de Ambachtsschool en zei hij dat de leerkracht een schoft was.

Hulpverleners

De meest in het oog springende aanbeveling van Bromsnor is: laat hem onderzoeken bij een Medisch Opvoedkundig Bureau. De ouders nemen dit ter harte, zo lezen we in het proces-verbaal. We zijn 60 jaar verder, het is 2024. Steeds vaker lezen we dat jongeren ontsporen, weglopen, in het criminele circuit terecht komen. Laten we hopen dat er voldoende hulpverleners klaar staan om onze kinderen en kleinkinderen te helpen. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.