De heerlijkheid Nieuwkuijk behoorde van ouds tot het Prinsdom Luik. Na de verovering van Den Bosch in 1629 beschouwen de Staten-Generaal de heerlijkheid nog steeds als Luiks en ze doen daarom geen pogingen om de katholieke godsdienst in die heerlijkheid te beletten. De bewoners van omliggende dorpen, die tot de Meierij behoren, maken hiervan gebruik en gaan naar Nieuwkuijk om onder andere daar hun kinderen te laten dopen (o.a. uit Baardwijk, Waalwijk, Cromvoirt, Heesbeen, Genderen, Haaren, Udenhout en Loon op Zand). De Hoogmogenden raken hiervan op de hoogte en die zijn daar niet gelukkig mee. Ze willen dit veranderen. Na den vrede van Munster in 1648 rekenen zij dan ook de heerlijkheid Nieuwkuijk voortaan tot de Generaliteit. Dit geeft met grote regelmaat aanleiding tot allerlei conflicten tussen de katholieke bevolking en de protestantse gezagsdragers.

Geschil over schuttersgilde

Dit artikel gaat over een geschil uit de jaren 1790-1791, tussen de heer van de heerlijkheid Nieuwkuijk, Bernard Half-Wassenaer, en de drossaard, Johan Lodewijck Winckel. Het geschil gaat over de kaart of reglement van het schuttersgilde St. Joris, gevestigd in de heerlijkheid Nieuwkuijk. Tussen de protestantse Winckel en de plaatselijke katholieke bevolking botert het niet. Er zijn regelmatig wrijvingen, mede door het eigenzinnige optreden van de drossaard. Op een bepaald moment wordt hij in 1787 tijdens de kermis zwaar mishandeld door een aantal bewoners. Hij heeft in totaal zeventien wonden opgelopen. Gedurende een aantal weken blijft hij onder behandeling van twee chirurgijns. Na het hervatten van zijn werkzaamheden als drossaard probeert Winckel op allerlei manieren zijn gelijk te krijgen bij de Staten Generaal en hij probeert bij allerlei voorvallen de heer van Nieuwkuijk zo ver te krijgen dat hij andere schepenen aanstelt. Bij alle voorkomende gevallen zeggen die: "Wij weten niet wat dat is, wij zijn maar domme boeren."

In 1788 dient de schutterij St. Anna te Nieuwkuijk over Winckel een klacht in bij de Staten-Generaal omdat hij op 6 september 1788 het boek in beslag heeft genomen, waarin de kaart of het reglement voor de schutterij van St. Anna is geregistreerd en dat door alle schutsbroeders is ondertekend. De drossaard wil de kaart niet teruggeven en hij heeft de schutterij een verbod opgelegd om zelfs met ongeladen snaphanen (een geweer dat afgeschoten wordt met een haan met vuursteen) door het dorp te trekken. Bij overtreding van het verbod dreigt hij het vaandel en de trommel te vernielen en met enkele soldaten de hele schutterij in arrest te nemen. Hij gaat het boek zolang onder zich houden tot zij aan hem een boete van 20 dukaten betaald hebben.

De drossaard wordt na het protest van het gilde gelast om het boek terug te geven waarin het reglement van de schutterij staat. Hij moet het gilde met rust laten en het gilde laten genieten van alle vruchten die in dat reglement zijn geregeld; de drossaard wordt verweten dat hij er een irreguliere handelwijze op na houdt.

Wapen Van Malsen.

Wapen Van Malsen.

Geen octrooi, geen gilde

Winckel heeft kennelijk daarna zo’n haat ontwikkeld tegen de katholieke gildes dat hij nu zijn pijlen richt op het andere gilde van Nieuwkuijk; het gilde St. Joris, de oprichtingsdatum is onduidelijk, bestaat al heel lang. In 1924 werd het 275-jarig bestaan gevierd, maar in 1880 bericht de krant 'de Echo van het Zuiden' dat men in mei het 310 jarig bestaan vierde! In 1912 bericht dezelfde krant dat het gilde in 1606 is opgericht, en in andere publicaties wordt 1549 als oprichtingsdatum genoemd. Kortom de oprichtingsdatum is een grote onbekende. Het gilde heeft jaren gekend van bloei en later jaren van verval, en het zou ontbonden zijn, als baron Van Malsen, de toenmalige heer van de heerlijkheid (De Van Malsens waren van 1555 tot 1673 heren van Nieuwkuijk) zich niet met de kwijnende schutterij was gaan bemoeien. Hij herstelt het oude gilde, verrijkt het gilde met een kaart (reglement) en laat in het vaandel zijn wapen schilderen.

Tijdens de grote brand van 1746, die te Vlijmen is ontstaan, worden door een felle oostenwind in Onsenoort en Nieuwkuijk nagenoeg alle huizen in de as gelegd. Bij die brand is ook de kaart van het gilde St. Joris verbrand. Aan het maken van een nieuwe kaart wordt niet gedacht, de schutsbroeders kennen allen de inhoud van de artikelen, en geven die door aan de nieuwe leden. Dit levert geen problemen op, tot onverwachts, in 1790, drossaard Winckel van de schutters hun kaart opeist. Hij beroept zich op een plakkaat van de Hoog Mogenden van 1788, waarin alle schutterijen verboden worden, die geen octrooi bezitten. Grote ontsteltenis ontstaat er onder de schutsbroeders. Ze mogen niet meer als een gilde functioneren en kunnen dus ook niet meer de schietsport beoefenen.

Nieuwe kaart

Maar ze bezaten toch octrooi! Ze hadden van hun voorgangers altijd gehoord, dat baron Van Malsen het gilde met een kaart begiftigd had, en staat dit niet gelijk met een octrooi? De kaart is dan wel verbrand, maar de ooit gegeven toestemming was daarmee toch niet beëindigd! De drossaard blijft echter bij zijn eis, en omdat de schutters daar niet aan kunnen voldoen en ze toch hun schuttersgilde in stand willen houden, stelt hij voor om een nieuwe kaart te maken; tegen een goede betaling zou hij dit op zich nemen.

Het gilde neemt noodgedwongen het aanbod van Winckel aan en ze zenden, op zijn uitdrukkelijk verzoek, zelf het concept-reglement naar de Staten-Generaal om daar goedkeuring voor te krijgen. In september 1790 dienen Paulus van der Aa, als hoofdman, Jan Schalck van Schijndel, Jan van den Broek, Jan Laurentz van Son en Lambert Mimpen, als dekens van het gilde het verzoekschrift in.

In de nieuwe kaart staat wel een artikel waar de schutsbroeders niet mee kunnen instemmen. Van ouds is het gebruikelijk, wanneer de schutsboom 'gevrijd' moet worden, dat dit gebeurt door de heer van Nieuwkuijk of door iemand in zijn naam. En nu staat daar dat niemand op de Konings- of Prijsvogel mag schieten, voordat de drossaard of zijn vertegenwoordiger.de boom gevrijd heeft. Ze stellen de drossaard hiervan op de hoogte, maar die wil het artikel niet wijzigen en de kaart wordt aan de Staten- Generaal opgezonden, ten einde goedkeuring daarop te ontvangen.

Bert Meijs

bmeijs@planet.nl