De huisarts op bezoek

In 1965 ben ik twaalf en is er nog volop ontzag voor meneer pastoor, de dominee, de dokter, de meester enz. Onze huisarts had iets deftigs, naar hem keek ik op. Hij woonde in een statig huis waar ook de dokterspraktijk was. Wat ik opmerkelijk vond? Ik had als jochie oorpijn: de dokter kwam. Ik had griep: de dokter kwam. Ik had keelpijn: de dokter kwam. Wat een verschil met de huidige tijd waarin je bijna dood moet zijn alvorens een dokter bij je langs komt. Diezelfde dokter hield, behalve de huisbezoeken, ook nog eens drie keer per dag spreekuur en op zaterdag ‘slechts’ twee keer.

Autorijden is dan nog een uitje

1968. Ik ben vijftien en denk dat ik al heel wijs ben. Althans zo voel ik me. Een oudere vriend moet op een avond naar onze huisarts. Hij vraagt of ik mee wil gaan. Waarom niet. Een ritje in de auto is dan nog een uitje. Onderweg vraag ik wat hij mankeert waarop hij achteloos antwoordt: ik heb een druiper. Achteraf was dat een grapje maar omdat ik geen idee heb wat hij bedoelt, vraag ik verder niet door. Eenmaal bij de huisarts zit de wachtkamer vol met mensen. Dus dat wordt wachten. Als mijn vriend eindelijk aan de beurt is, duurt zijn bezoek nogal lang waarop een van de aanwezigen vraagt: “Wat zou die man toch mankeren nu het zo lang duurt?” Ik ben alert en wakker want ik weet het antwoord en spontaan zeg ik dat mijn vriend een druiper heeft. Het wordt opeens heel stil in de wachtkamer. Heb ik iets verkeerds gezegd?

Op de foto met sigaret

Op de foto zien we een huisarts in zijn spreekkamer. Hij straalt gezag uit, geeft je als kijker de indruk dat hij alles onder controle heeft. Het meest opvallend vind ik de sigaret. Een dokter die zich laat fotograferen met een gifpil in de hand. Rookte hij ook in zijn spreekkamer? Het zou me niets verbazen. Anno nu zou een dergelijke foto onbestaanbaar zijn. Toch?