Veel vriendjes om mee te spelen
In 1964 ben ik elf jaar. Zestig jaar geleden. Ons gezin was voor die tijd klein van formaat: vader, moeder, grote zus en ik. Aangezien zus zeven jaar ouder is dan ik, is zij in mijn prille jeugd niet een echt speelkameraadje. Gelukkig woonden in onze straat met tientallen rijtjeshuizen veel kinderen met wie ik na schooltijd prima kon spelen: tollen, rijden met de kar, voetballen, elastieken met de meiden, stand-in-de-bal enz. Ons huis had drie slaapkamers. Mijn ouders sliepen aan de voorkant, mijn zus en ik hadden allebei een eigen kamer met uitzicht op de achtertuin. Bij de meeste vriendjes liep ik zo naar binnen. Als de familie nog niet klaar was met eten, moest ik even wachten tot Harry, Betty of Josje uitgegeten waren. Wat me opviel was dat er vaak veel kinderen aan tafel zaten. Acht of meer was geen uitzondering. Op mij kwam dat heel gezellig over.
Arm met uitschuifbare hand
De vader die tussen de middag naar huis kwam vanuit zijn werk om acht boterhammen te eten. De pet hing hij aan de punt van de stoel. De moeder bewaakte het brood en het beleg zoals een kip op haar kuikens let. Mama was de baas aan tafel, sneed het brood, smeerde er boter op, zorgde dat iedereen zijn deel kreeg. Vader kwam alleen dan in actie als het te lawaaierig werd, als Pietje weer eens niet wilde eten of als Toos teveel praatjes had. Uit onverwachte hoek zwaaide een arm over tafel met een uitschuifbare hand, zo leek het. Zonder met zijn ogen te knipperen, zonder iets te zeggen, liet hij merken en voelen dat hier in huis orde en tucht heerste.
Vraag en antwoord
Onze achterburen hadden zes meiden en ene jongen die Engelbert heette. Als ik met zijn zusje Ria wilde spelen, meldde ik me met "volluk!" bij de achterdeur. “Kom maar verder jong!”, werd er dan geroepen. Hier werd tussen de middag warm gegeten en dat was een enorme hectiek. Terwijl moeder ieder bord vol met soep schepte en de gehaktballetjes eerlijk verdeelde over de negen borden, begon moeder hardop te bidden, misschien was het wel het Wees Gegroet. Als jochie van protestante huize wist ik het maar amper wat er gebeden werd. Moeder begon en na twee zinnen viel ze even stil. Precies op dat moment gingen de zeven kindermonden open en leek het wel of zij met hun gebeden antwoord gaven op de woorden van moederoverste. Dit vraag en antwoordspel ging door tot alle borden gevuld waren. Dan opeens: “Hé Engelbert, pak eens een stoel voor Henkie, hij lust vast ook een bordje soep. Nog één keer begon de moeder te bidden en nog één keer viel de meute precies op tijd in. “Zo”, zei de vader. “Dan is het nu tijd voor ons eten. Eetsmakelijk.” De soep was heet en heel anders dan bij ons thuis maar wel lekker. Aan tafel werd niet gesproken. Ik hoorde alleen het geluid van de lepels die over de borden krasten. Ria gaf me een knipoogje. Zou ze het nog weten? Morgen zou ik met dit gezin een dagje mee mogen. We zouden naar de spoorbrug gaan, waar je treinen kon zien. Heel af en toe zou er volgens Ria een stoomlocomotief langs komen. Het leek me leuk en spannend tegelijk.