Eén keer heb ik heel vroeg in de rij gestaan voor een theaterkaartje. Ik zal een jaar of 15 geweest zijn toen ik rond half 6 in de rij stond voor de ingang van de Stadsschouwburg van Eindhoven. En ik was niet de enige. Ik wilde dolgraag naar Toon Hermans. En het lukte! Jaren later deed ik het weer met een studievriend in Utrecht voor de ingang van de Stadsschouwburg daar. We waren veruit de eerste. Een suppoost stak rond 9 uur zijn hoofd om de deur en zei: ‘Dit had niet gehoeven, hè?’
Dat hem dat bij zíjn voorstellingen ook zou overkomen, bracht Youp van ’t Hek ertoe nu (al) te stoppen. Met volle zalen, en in (meestal) goede gezondheid. Toch vond ik het niet erg om Toon Hermans in zijn nadagen te zien. Hij bleef een fenomeen. Ook toen hij een liedje niet kon afmaken omdat hij een stukje confetti had ingeslikt. Sneu? Tuurlijk. Maar niet zielig, vond ik. Anderen zeggen dat je op je hoogtepunt moet stoppen. Maar wanneer stop je dan?
Dat is ook moeilijk voor dominees en organisten. Ook bij ons staat er geen pensioendatum boven onze preken en muziek gebeiteld. We mogen doorgaan als we AOW krijgen, en vaak gaan we door. Soms tot we erbij neervallen. En dan maar hopen dat de kansel niet al te hoog is… Het is een gulden regel onder dominees en organisten dat je niet af moet gaan op wat ‘men’ zegt. Want natuurlijk zegt niemand dat je moet stoppen. Dus moet er één lief iemand in je nabijheid zijn met wie je afspreekt: ‘Zeg jij het tegen me, als het klaar is?’
Toch is dat niet het enige moment in je leven om na te denken over stoppen of doorgaan. In verschillende fasen in je leven merk je dat iets voorbij kan zijn. Ik vertelde een abt in een van onze gesprekken dat ik bijna twintig jaar geleden begon als een jonge hond. Rennen, vliegen, draven, alles aanpakken. Maar ik merk dat ik dat niet meer kan. ‘Je bent geen jonge hond meer’, zei de abt. Nee, beaamde ik. Alleen is het lastige dat men dat nog wel vaak van mij verwacht. Al is het maar omdat ik ook in mijn huidige kerkenraad nog steeds de jongste ben.
We spraken over verschillende fasen in het leven. En dat het normaal is dat je in je veertiger en vijftiger jaren meer rust zoekt en meer verdieping. Dan moet je oppassen niet te zeggen wat je allemaal niet meer kan, maar te zien dat je energie nu ergens anders naartoe gaat. Niet meer overal en nergens naartoe, maar meer gericht op wat het leven je tot nu toe gegeven heeft. En dat verdiepen en ontdekken wat je dat brengt.
Zo heeft elke leeftijdsfase zijn afscheid, maar ook iets nieuws. Een spel met gesprekskaartjes, dat ik nogal eens gebruik, verdeelt ons leven in fasen en noemt ons van 0-18 jaar ‘ontkiemers’, van 18-40 jaar ‘aarders’, van 40-60 jaar ‘vruchtdragers’ en 60+ers ‘loslaters’. Elke levensfase heeft zijn eigen kracht en energie. Het wordt niet alleen maar minder. Ook niet als ik merk dat ik geen twintig meer ben. Stoppen op je hoogtepunt? Elke levenfase kent zijn hoogtepunt. En daarna komt er weer wat nieuws. Zelfs na het loslaten.
Gastcolumnist Otto Grevink is als dominee op verschillende wijzen betrokken bij protestantse kerken in de regio Hart van Brabant. Hij is pionier bij Zin op School in Waalwijk en dirigent van Koor en Combo Laudate Dominum. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.