Op veel plaatsen behoort het recht van 'voorschieten' van ouds toe aan de heer van de heerlijkheid, waar een schuttersgilde gevestigd is. Bij resolutie van 24 januari 1787 van de Raad van State werd dit nog eens bevestigd. Die neemt dit besluit op een verzoekschrift dat Jan Baptist Verheyen, rentmeester van de heer van de vrije heerlijkheid Venloon (Loon op Zand) in naam van hem aan de Raad van State richt, en waarin hij bezwaar maakt op een 'alteratie' (verandering) die de Edelmogende Heeren bij Resolutie van 20 juli 1785 gebracht hadden in het 25e artikel van een Reglement, dat dienen moest voor een destijds op te richten gilde genaamd 'St. Ambrosius' (een gilde van bijenhouders). Daar stond: 'dat bij het schieten naar den prijs of vogel, de drie eerste schoten tot vrijing van den Boom zouden geschieden door den officier of bij desselfs absentie of belet door een scheepen van Venloon, met declaratie na den derden scheut, dat hij in naam van de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden als Hertog van Braband den schutsboom vrijdden'. In het concept- reglement had gestaan dat de drie eerste schoten zouden geschieden door de hoofdman in naam van de heer dier heerlijkheid.

Het besluit van den Raad van State op dit rekest was, dat het 'voorschieten' door de heer of in diens naam, geen 'atteintie' kon toebrengen aan de Hoog Mogenden als Hertog van Brabant en men liet het artikel naar de wens van de heer van Venloon veranderen.

Schuttergilde kaart

De ontvanger haalt eveneens door den Raad van State goedgekeurde kaart van het schuttersgild te Valkenswaard aan. Met name artikel 10, waarin staat dat niemand op de vogel mag schieten 'voordat den Hooftman de drie eerste scheuten in naam van den Heer of Vrouwe van Valkenswaard zal gedaan hebben'. Ook de heer der heerlijkheid Drunen verkreeg den 9 oktober 1787 van den Raad van State een soort gelijk recht.

Uit deze verschillende bepalingen is op te maken dat de aanspraak van de Nieuwkuijkse heer op het 'vrijen' van de schutsboom rechtmatig is, omdat dit in meer heerlijkheden gebeurt en de Hoog Mogenden en Edel Mogenden dit goedkeuren. Dat het nakomen van deze verordening op prijs gesteld wordt, blijkt uit de boetes, die men de overtreder oplegt.

Over artikel 19 meent de ontvanger eveneens, dat dit de heer verbiedt zijn wapen, bij vernieuwing van het vaandel daarin te laten schilderen. Hij stelt voor, dit punt als volgt te veranderen: 'Als een nieuw vaandel gemaakt wordt zal er niet anders op mogen worden geschilderd, dan het wapen van Hun Hoog Mog. als Hertog van Brabant, het wapen van de Heer, het wapen van de plaats en het wapen of zinnebeeld van de Schutterij.' Er worden nog enkele opmerkingen over de kaart gemaakt, maar die zijn van geen verder belang.

Met het oordeel van de ontvanger, samen met de opmerkingen van de andere partijen, komt de kaart van St. Joris opnieuw in de vergadering van de Raad van State. De gewenste goedkeuring komt er echter nog niet.

De ontvanger der domeinen krijgt de kaart weer terug, om ze te vergelijken met andere kaarten of reglementen van schuttersgilden, en ze naar zijn mening te veranderen en in orde te brengen.

Gildezilver. (Foto: Gilde St Joris)

Gildezilver. (Foto: Gilde St Joris)

De kaart wordt dan vergeleken met die van 'St. Hubert' te Drunen, van 'St. Catharina' te Valkenswaard en van 'St. Ambrosius' te Venloon. Artikel voor artikel wordt door de ontvanger nagelopen, maar andere verbeteringen, dan die hij eerder bij zijn schrijven had voorgesteld, brengt hij niet meer aan.

Op 26 september van genoemd jaar zendt hij het reglement nogmaals naar de Raad van State. Op 7 december verschijnt het eindelijk in de vergadering van de Staten-Generaal en kan het de goedkeuring van de Hoog Mogende Heeren wegdragen. In het goedkeuringsbesluit staat dat men de kaart moet registreren bij de Domeinen van Brabant en voorleggen aan 'de drossaard en schepenen van de heerlijkheid Nieuwkuijk, om ter secretarie aldaar insgelijks geregistreerd te worden'.

Ton bier van zes guldens

De kaart bevat 26 langdradige artikelen, een beknopt overzicht is voldoende om de essentie van de inhoud hierbij weer te geven.

De schutterij mag geen groter ledental hebben dan honderd leden, behalve hoofdman, dekens, vaandeldrager en tamboers. De hoofdman en dekens beslissen over het al of niet aannemen van nieuwe leden. Zij die van de armen het onderhoud genieten en leden die buiten de Generaliteit hun woonplaats hebben, worden niet toegelaten. Wanneer men eenmaal lid is, kan men zonder wettige reden niet meer ontslagen worden.

Alle leden zijn verplicht bij hun intrede de kaart te ondertekenen, waardoor zij 'gehouw- en getrouwheid beloven aan de Hoog Mogenden, alsmede dat zij „aan de Heer der Heerlijkheid Nieuwkuijk, mitsgaders aan de Officier en Regenten zullen bewijzen behoorlijk respect', en dat, wanneer de officier en de regenlen ter beveiliging van het dorp de dienst van de schutsbroeders opeisen, zij deze gewillig zullen verlenen. Ten slotte onderwerpen zij zich aan 'alle de artikelen, boetes en poenaliteiten (straffen) daarbij gestatueerd (vastgesteld).' Niet alleen nieuwe broeders moeten de kaart ondertekenen, maar ook zij, die bij het verlenen daarvan reeds lid zijn. Als er onder deze laatsten zich broeders bevinden, die weigeren dit te doen, worden zij geacht hun ontslag te nemen en ze zijn dan verplicht 'voor hun ieder afscheid te geven een ton bier van zes guldens.'

De broeders kunnen te allen tijde het lidmaatschap beëindigen, zij moeten de hoofdman en dekens daarvan in kennis stellen, die moeten de datum van hun vertrek achter hun handtekening op de kaart vermelden; verder zijn de leden die bedanken verplicht ten bate van het gilde 2 gulden en 15 stuivers te betalen (nu ca 29,00 euro). Ditzelfde bedrag wordt ook betaald door elk nieuw lid bij zijn aanneming. Maar hij moet bovendien een fles wijn geven, waarmee hij zal worden ingelijfd, 'zoals van ouds gebruikelijk is geweest.'

Bert Meijs

bmeijs@planet.nl