‘Domino Otto!’ De kleuters waren blij me weer te zien aan het begin van het schooljaar. ‘Nee, dat is papa!’ hoorde ik roepen. Het was even wennen voor mijn eigen kleuter. Papa die op school iemand anders was: dominee of domino (dat is Engels, verbeter ik dan de kleuters), meneer, domineer, meester. Iemand die ook in de klas niet meteen aandacht gaf zoals thuis. Het was voor ons allebei even wennen. Het zou het enige jaar worden dat we samen bij mij op school waren.
We wisten dat het een spannend jaar zou worden. Onze kleuter had de nodige uitdagingen, die gaandeweg steeds meer beperkingen bleken. De drukte zorgde ervoor dat ze voortdurend het geluidsvolume als van een fanfare in haar hoofd had. Ze verzoop in alle indrukken. We probeerden met elkaar, met geweldige leerkrachten en begeleiders, haar het houvast te geven dat ze nodig had. Maar het lukte niet. Ze werd er letterlijk ziek van. Vier keer achter elkaar binnen een paar weken, een paar dagen hoge koorts. Zonder enige lichamelijke oorzaak, zeiden huisarts en jeugdarts. Er waren inmiddels behoorlijk wat specialisten bij haar betrokken.
Hoe lang ga je door? Toen ze zo vaak ziek werd, luidde ik code oranje. Maar code rood was het ergste: toen je kon zien dat ze het zelf doorhad. Dat ze anders was. Dat zij haar jas niet dicht kon krijgen. Dat andere kinderen haar niet begrepen en zij hen niet. De glans ging weg uit haar ogen. Ik kan er nog om huilen.
De juf en alle betrokkenen op school zagen het ook. Samen gingen we het traject in, waarvoor we al zoveel observaties en onderzoeken hadden die moesten ondersteunen dat ze naar speciaal (basis)onderwijs zou gaan. Met dezelfde tranen stond ik in mijn ogen toen ik de aanvraag bij de directie en intern begeleiders afgaf. Of ik het niet erg vond dat mijn dochter de school waar ik bij betrokken ben zou verlaten? "Niet meer", zei ik. "Hierin staat: ‘Mag ze alsjeblieft naar een andere school?'’’ Het was genoeg geweest. Ondanks alle inzet. Of, kan ik beter zeggen: dankzij alle inzet kon ze naar een school waar ze beter op haar plek zou zijn.
Dat is nu een jaar geleden. Onze kleuter mocht naar het speciaal onderwijs. Dat was wel even slikken, toch nog. Want speciaal basisonderwijs is om de hoek. Maar de wijzen die de scholen toewijzen vonden dat ze meer nodig had. Dus karren we iedere dag op en neer naar Den Bosch.
En wat is ze er op haar plek. Vanaf de allereerste dag. Alle uitdagingen zijn niet over, en er volgden nog veel observaties, onderzoeken en gesprekken. Maar als mensen vroegen wat nu het verschil was, dan zei ik: ‘Ze is niet bijzonder meer.’ Alle kinderen hebben hun eigen fysieke en mentale uitdagingen. Ze zijn allemaal anders. En zij is zij. En zo is ze goed.
Op school vragen leerlingen nog wel eens: ‘Hoe gaat het nou met haar?’ Dan kan tot mijn opluchting zeggen: ‘Goed.’ Afgelopen week mocht ze op haar eerste kinderfeestje komen, bij haar klasgenootje ‘die op wielen loopt’ zoals ze dat zegt (hij zit in een rolstoel). En dit schooljaar mag ze in groep 3 beginnen. Ze heeft er zin in: "Ik ga leren lezen en schrijven, papa! Dat vind ik zo leuk!"
Natuurlijk is ieder kind bijzonder. Maar niemand wil dat zijn kind een ‘label’ krijgt of anders is. Maar een kind heeft er niets aan als je daaraan vasthoudt. Juist als je erkent dat je kind uitdagingen heeft en je verwachtingen loslaat, kom je in een veel diversere wereld terecht, waarin je kind niet meer bijzonder is. Dan is het alleen maar zichzelf. En dat is goed genoeg.
Gastcolumnist Otto Grevink is als dominee op verschillende wijzen betrokken bij protestantse kerken in de regio Hart van Brabant. Hij is pionier bij Zin op School in Waalwijk en dirigent van Koor en Combo Laudate Dominum. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.