Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.
Huisarts
Het is 29 februari 1960. De plaatselijke huisarts dient een nota in bij Bromsnor die deze per omgaande gaat voldoen. Het betreft een rekening voor het afnemen van een bloedproef bij Gerardus V. Deze vertegenwoordiger reageerde vreemd toen hij werd aangehouden door de veldwachter. Kennelijke staat van dronkenschap. De huisarts mag f. 8,- (acht gulden) tegemoet zien.
Eigen schuld
Maart 1960. Op het politiebureau is een verzoek binnen gekomen van de Belgische Rijkswacht. De heer Martinus L. is in Antwerpen aangehouden. Daarbij bleek zijn lading niet goed gesjord te zijn. Ter plaatse moet hij de boel beter borgen maar krijgt ook een bekeuring. Bromsnor gaat met de bon in de hand naar Martinus die beaamt dat hij aangehouden is. Hij is ervan overtuigd dat zijn baas de boete gaat betalen. Op naar de baas die verontwaardigd reageert. “Uiteraard betaal ik die bekeuring niet. Eigen schuld, dikke bult. Had Martinus maar beter op moeten letten.”
Bekeuring
April 1960. Bromsnor houdt enkele personenauto’s aan in de jacht op autoradio’s. Menige autobestuurder heeft wel een radio aan boord maar kan geen bewijs van betaling overleggen. In ons land bestaat dan nog de belasting op Kijk- en Luistergeld. Wie thuis of in de auto een radio heeft moet daarvoor luistergeld betalen. Wie een televisie heeft, moet kijkgeld betalen.
Dreiging
Het pleegkind Janna dreigt bij haar pleegouders weggehaald te worden. Bromsnor wordt erop uitgestuurd om met de pleegouders te spreken. “Veldwachter, help ons alstublieft want we zijn zeer gesteld op dit meisje van vijf. Haar ouders leven niet meer en nu wil men haar naar een grote instelling sturen.” Het hart van de veldwachter breekt als hij ziet hoe liefdevol dit meisje wordt opgevangen. Zijn conclusie, gericht aan de groepscommandant is helder: de pleegouders doen het voortreffelijk en Janna ontwikkelt zich goed.
November 1960
Bromsnor treft op straat een hond zonder baasje. Hij weet de hond (een Schotse Collie) te vangen en ziet dat het dier een wettelijke penning draagt ten teken dat de hond ingeënt is tegen hondsdolheid. Via het nummer op de penning komt Brom uit bij een zekere Jan A. die verklaart dat dit inderdaad zijn hond is die al vier jaar zijn maatje is. “Voor ik het vergeet meneer, u heeft nog geen hondenbelasting voor deze Lassie betaald.” Jan A. schrikt want hij zal met terugwerkende kracht voor vier hondenjaren moeten betalen.
Motor met zijspan
Het is 4 december 1960. De baas van Bromsnor (lees: de districtscommandant) heeft niet veel woorden nodig als hij de veldwachter een certificaat overhandigt. Vanaf heden mag Brom een motor met zijspan besturen. Een felicitatie? Niet echt want onze veldwachter is geen motormuis. Hij ziet dit ook niet als een cadeau van sinterklaas. Als hij dienst heeft samen met de overbuurman, die al eerder op de motor mocht rijden, laat Bromsnor zich liever in het bakkie glijden. Ook goed toch?!